151. Dagbehandeling bij IvD deel 1

1

2

3

4

5
Martha Pension

 

6

7

8

9

Mijn dank aan Rene van der Veen

Reactie plaatsen

Reacties

Rene van der Veen
12 jaar geleden

Lezers en Kijkers. DE KEERZIJDE.
de Foto 9 DE Dove jongen zat op de bank en dacht hij over van de terugkeer naar op het instituut en de contact met zijn ouder.
Veel clienten en oud-clienten hebben hun draai gevonden en leiden een gelukkig en zinvol bestaan. De medewerkers van Viataal zijn blijk en trots dat ze daaraan een bijdrage hebben mogen leveren.
Maar er is ook een keerzijde . Niet altijd ging het goed. Er zijn kinderen , jongeren en volwassen di xich - ondanks alle goede bedoelingen en inzet - met konden ontplooien. Bijvoorbeeld omdat de begeleiding niet aansloot bij hun persoonlijke behoeften. Of omdat ze aan hun bepreking aan hun verblijf op een speciale school of een internaat een levenslange wonde hebben overgehouden. Het is belangerijk bij deze keerzijde stil te staan en hen niet te
vergeten in dit verhaal.
VAKER NAAR HUIS: MEER CONTACT MET OUDERS.
Ook op een ande gebied was er sprake van ' humanise-ring'; een toenemend contact met ouders, zowel met de kinderen als met de begeleiders van ht instituut. Vanaf de jaren 1960 kwam deze ontwikkeling op gang. Niet alleen leerkrachten, maar ook de leid(st)ers van het internaat werd aangemoedigd om de ouders thuis te bezoeken. Dit leverde over en weer nuttige informatie op. Bovendien kwamen er 'instructieavonden' voor ouders, waarbij op-
voeding en onderwijs werden besproken.
Het toenemende contact met ouders had een praktische reden; door nieuwe regelingen gingen de kinderen veel vaker naar huis dan vroeger. In het jaarverslag over 1962 staat daarover 'Waren er 25 jaar geleden maar twee vakanties (paasvacantie en grote vacantie) en 3 jaar later van 1937 nog een kerstvakantie er bij. Thans zijn er zes; Herfstvacantie (10 dagen), Kerstvacantie (twee weken), Vastenavond (4 dagen), Paasvacantie (twee weken) en Grote vacantie ( vijf weken).
Bovendien mogen de kinderen om de viertien dagen op weekend naar huis gaan, en zelfs elke week als ze gehaald en gebracht worden. Met andere woorden; ons instituut evolurret zich in de richting van een zogenaamd
" semi-internaat "
De ouders moesten daarom meer bij het onderwijs en opvoedingsprogramma van het instituut worden betrokken, zodat ze daar thuis rekening mee konden houden.
Omgekeerd kregen de begeleiders informatie van de ouders over de periode dat de kinderen thuis waren.
'Ons Instituut heeft de beste ervaringen van dit uitgebreide contact met de ouders'. zo besluit het artikel in het jaarverslag. ' Het komt uiteindelijk de kinderen ruim-
schoots ten goede. Het kost echter wel enorm veel meer werk. Maar waarom zouden we er dit niet voor over hebben?.
Vandaag de dag spelen de ouders bij de zorg en opvoed-
ing van hun kind een beslissende rol. Ouders praten mee over de zorg en nemen daar actief aan deel, onder meer via het persoonlijk plan van hun zoon en dochter. Boven-
dien kunnen ouders en clienten door het Persoonsgebonden Budget zelf beslissen bij welke organistatie zewelke zorg inkopen,
Goed overleg is daarbij van cruciaal belang.De organisatie treedt niet meer op als alwetende aanbieder van zorg, maar als adviseur die zo goed mogelijk goed inspelen op wensen en begoeften van clienten.
Wordt vervolgd naar 2e deel. Rene van der Veen.

Rene van der Veen
12 jaar geleden

Lezers en Kijkers.
Foto 5. MARTHA PENSION GEBOUW. Grote dank aan Mgr J van Overbeek dat hij heeft het gebouw voor de Dames oude-leerlingen opgericht daar leven ze in het jaren goed en genieten!.
Naast de jongens en meisjesinternaten was er een voor-
school-internaat voor kleuters. Verder bestond er nog een opvangmogelijkheid voor enkele volwassen mannelijke en vrouwelijke oud-leerlingen. Het ging hierbij vaak om oud-leerlingen die zich niet of nauwelijks in de maatschappij konden redden. Zij kregen een baantje op het instituut in de drukkerij, de hostiebakkerij of de wasserij. Vanaf 1955 konden de vrouwelijke oud-leerlingen terecht in het Martha Pension, waarvan de nieuwbouw toen gereed kwam. Iedere bewoonster kreeg de eigen kamer, wat een enorme verbetering betekende op het gebied van privacy en zelfstandigheid.
GESCHEIDEN LEVEN.
Gedurende de jaren in 1960 en 1970 de strikte scheiding tussen jongens en meisjes op de internaten van het Instituut voor Doven bestaan. Op onderwijsgebied kwam er weliswaar een discussie op gang over ' co-educatie ' (gemengde klassen), maar de internaten waren daar nog lang niet aan toe. De belangerijkste reden daarvoor was het bewaken van de zedelijkheid. Je moet de kat tenslotte niet op het spek binden. Een brochure uit 1963 geeft op niet mis te verstane wijze de beweegreden aan;
' Het meest opvallende in ons instituut is voor de buitenstaander de scheiding tussen jongens en meisjes vanaf dat ze 6 jaar oud zijn geworden en naar de Lagere School gaan. Seksuele moeilijkheden hoeft men hiervan niet te vrezen, doordat de kinderen zo vaak thuis zijn. Thuis hebben ze voldoende omgang met het andere geslacht en wel in de meest natuurlijke omstandigheden. De redenen voor deze scheiding zijn de volgende vooreerst het voorkomen van te jeugdige huwelijken van doven; we zien ze liever huwen op 25 jarige leeftijd dan reeds met 20 jaar. Verder het voorkomen van teveel huwelijken van uitsluitend doven onder elaar. Nog afgezien van de gevaren voor overerving, zien we daarin een te grote bepreking van de keuze.'
Pas eind jaren 1970 werd een begin gemaakt met leefgroepen die zoveel uit meisjes als jongens bestonden. Dit kwam het meeste overeen met de normale gezinssituatie. Bovendien sloot het aab bij maatschappelijke ontwikkelingen en hat inmiddels gemengde onderwijs. Dat deze overgang 6tot grote interne discussies leidde. mag gezien de gescheidenis en de katholieke identiteit van het instituut niet verantwoordelijk zijn.
De Foto's 6 in de internaat de Eikenburh in Vught. 7. op de terrein van het IVD St Michielsgestel in 1970 en 8. De Wingerd te Vught in 1986
HUMANISERING KLEINERE WOONEENHEDEN.
Kwam aan het ongemengende karakter voorlopig geen einde, de indeling in grote groepen had wel de lange tijd gehad. In 1969 schreef directeur Jan van Eijndhoven in het jaarverslag 'Een te hoge leerlingschaal en te grote groepen in het internaat hadden noodzakelijk tot gevolg geringere mogelijkheden tot communicatie tot gesprek, tot taal en spraakontwikkeling, ook minder contact naar buiten, minder contact met de horenden.'
Maar daar zou verandering in komen . In 1969 ontvouwde het instituut plannen voor nieuwbouw van 'internaatshuizen' Kernbegrippen van de nieuwe internaatsgedachte waren ' humanisering' (het mens worden) en differentiatie (indeling in woonvoorzieningingen gericht op een specifieke doelgroep)
De internaten werden gemoderniseerd en gereorganisceerd. De financiering van deze plannen werd grotendeels mogelijk door invoering van de AWBZ in 1986. De overheid stelde nu veel meer geld beschikbaar om de zorg volgens moderne inzichten goed op poten te zetten en verder te ontwikkelen.
In de plannen klinken nieuwe pedagogische en maatschappelijke inzichten door. Er kwamen kleinere groepen, die geheel te overeenstemming met de differentiatiegedachte waren ingedeeld naar intelligentie, taal en ontwikkelingsniveau en meervoudige handicaps. ' De groepen moeten van die grootte zijn' aldus Van Eijndhoven, 'dat veelvuldig contact met de volwassen groepsleiders(sters) mogelijk is. De verschillende internaten moeten ook hun eigen leven kunnen leiden. De maatregelen genomen voor het ene internaat hoeven niet per se te gelden voor het andere. Zowel de leiding van de internaten als de kinderen moeten kansen krijgen tot zelfstandigheid, elf en medebestuur.
Zelfstandigheidsbevordering nu bevordert sociale aanpassing straks'
Het internaat kreeg daarmee naast de 'hotelfunctie' een therapeutisch karakter. Het droeg immers bij tot de ontwikkeling van de bewoners.
Het zou nog enkele jaren duren voordat deze plannen werden geraliseerd. In 1976 kwamen de eerste 10 nieuwe internatenhuizen gereed, drie jaar later gevolg door nog eens 36 woningen. In deze internaatshuizen woonden de leerlingen in kleine groepen van maximaal zes pupillen. De internaten werken nauw samen met de scholen waar de leerlingen lessen volgden. Zo ontstond er een goede interactie tussen onderwijs en zorg.
Om oudere leerlingen met een anditieve en verstandelijke bepreking voor te bereiden op een zelfstandiger betaan, bouwde het Instituut voor Doven in 1986 in Vught en Schijndel 'sociowoningen'. Hier kunnen volwassen van De Wingerd zelfstandiger wonen. Elke bewoner heeft een eigen zit-slaapkamer. In een veilige en gezellige omgeving krijgen ze ondersteuning op allerlei gebied, zoals commu-
nicatie, socaile vaardigheden en zelfredzaamheid. Ook is er begekleiding bij wonen, werken en recreeren.
Het IVd jaarverslag in 1997 vatte het verschil tussen de oude en nieuwe situatie kernachtig samen; 'Binnen de woonvoorzieningen voor volwassen vindt een verschuiving plaats van inrichtingscultuur naar wooncultuur. De vroegere inrichtingscultuur kernmerkte zich vooral door een gestructureerd leven in groepsverband met weinig individule keuzevrijheid. In de huidge woonsituatie krijgt de bewoner gelegenheid zelfstandig te handelen, rekening houdend met anderen. Het zelf kiezen is voor de bewoners een relatief nieuw begrip. Dit betekent dat de bewoners de kans en begeleiding krijgen om allerlei ervaringen op te doen om hun keuzenmogelijkheden te vergroten. Deze uitdaging vraagt o een attitudverandering van zowel bewoners als medewerkers.'
DE Mgr Terwindtstichting (MTW) had twee internaten DE Wylerberg en Huize Martinus van Beek. Een belangrijk verschil om het Instituut voor Doven was dat de internaten kleinschaliger van opzet waren. en daardoor ook meer aandacht konden geven aan een individule benadering. Vanaf de oprichting streefde de stichting ernaar de kinderen en jongeren die aan de zorg waren toevertrouwd een optimale begeleiding en behandeling te bieden. Na de verhuizing van Groesbeek, midden jaren 1980 konden de kinderen tercht in diverse paviljoens, die eveneens kleinschalig van apzet waren.
In hetMTW-jaarverslag van 1994 vertelde Ria Overdijk meer over de aanpak.
'Veiligheid en geborgenheid komen nu op de eerste plaats Dat zijn immers voorwaarden voor een geslaagde behan-
deling. We streven naar een huislijke sfeer op de groepen
De Paviljoens moeten rust en veiligheid uitstralen. Er is meer aandacht voor de inrichting en aankleding van de groepen. De internaatsregels zijn in het algemeen minder strak geworden. Nu hanteren we regels die veel meer bij het kind passen. We laten de teugels wat vaker vieren en we merken dat de kinderen daar beter bij gedijen. Vroeger moesten de kinderen tussen 16 en 20 jaar allemaal om 21.30 uur naar bed, terwijl ze nu in het weekend naar de disco mogen. Al met al wordt er meer nagedacht over wat goed is voor een kind. We willen zorg op maat leveren'.
Wordt vervolgd. Rene van der Veen.

Rene van der Veen
12 jaar geleden

Lezers en Kijkers.
Foto 1. Als een van de eerste organistatie in Nederland ruchtte de MTW-Stichting zich op de omvorming van de zorginstellingen tot orthopedagogische behandelcentra.
Nieuwe zorgvormen traden op de voorgrond, zoals vroegbehandeling,dagbehandeling en deelbehandeling.
ZORG TOT IN DE JAREN 1990.
WONEN,WERKEN EN VRIJE TIJD.
Dagbesteding, wonen, werken en vrije tijd; voorbeelden van de zorg die de organisatie kan aanbieden. Die zorg beperkte zich lange tijd tot residendiele opvang in het internaat, de ;hotelfunctie'. De leerlingen kregen bovendien een opvoeding tot goed katholiek en nuttig lid van de maatschappij. Geen kleiningheid. Maar vanaf de jaren 1960 begon een verbreding. De zorg kreeg een orthopedagogisch karakter, waarbij de persoonelijk ontwikkeling en mogelijkheden centraal kwamen te staan. Kleinere leefgroepen en verschillende woonvormen deden hun intrede, zowel binnen als buiten de muren van de instellingen. En er kwam meer aandacht voor dagbesteding en vrije tijd.
Onderwijs en zorg zijn altijd nauw met elkaar verbonden geweest. Vaak vormden zij een eenheid; het ene vloeide voort uit het andere. Het is niet altijd scherp aan te geven waar onderwijs ophoudt en zorg begint. Met dit in het achterhoofd staan in dit hoofdstuk enkele ontwikkelingen op zorggebied. Het is geen uitputtende beschrijving, maar een wandeling met zevenmijlslaarzen.
Foto 2. Medisch Onderzoek door KNO arts in 1940 en Audiologisch onderzoek in 1993.
DIAGNOSTIEK.
Goede zorg en de keuze voor de meest geschikt onderwijsvorm begint met een juiste diagnose. De eerste kennismaking van ouders en kinderen met de organistatie bestaat vaak uit een bezoek aan het Diagnostisch Centrum in Sint Michielsgestel. Dit centrum is van oudsher volledig gespcialiseerd op het gebied van auditieve en communicatieve stoornissen. Hier kunnen clienten werden onderzocht die elders niet of slechts uitermate moeilijk kunnen worden gedagnosticeerd, zoals heel jonge kinderen of zwaar meervoudig gehandicapten. De mede-
werkers van het centrum kunnen allerlei onderzoeken uitvoeren, varrierend van audiologisch en medisch onderzoek tot logopedisch, pyshologisch en orthopedago-
gisch onderzoek.
Tot het Diagnostisch centrum behoort ook een Visus-
centrum (voor clienten die slecht kunnen zien) de afdeling Medische Zorg (medische en verpleegkundige verzorging van leerlingen en bewoners) en de Audiologische Zorg
( gehooronderzoek ) Bovendien maken een centrum voor hoorrevalidatie (onder andere voor cochleaire implantatie)
en een sociaal-wetenschappelijk afdeling er deel van uit,
' Aan dit arsenaal van gecombineerde kennis en expertise blijkt een enorme begoefte te bestaan'. aldus het jaarverslag in 1990. ' het is geen wonder dat een zoveel kundigheid in een huis de toeloop groot is van ouders die zich afvragen " wat is er met mijn kind aan de hand?". van kinderen uit allochtone kringen van deze volwassen die in moeilijke omstandigheden verkeren. Maar ook instellingen zoals andere doveninstituten, slechthorendenscholen en RIAGG's weten de weg naar Sint Michielsgestel te vinden'
Foto 3. de slaapzaal van de jongens in 1960.
EEN TWEEDE THUIS?.
Nemen we even een stapje in de tijd. Na diagnose en toelating tot een bepaalde onderwijsvorm, was het gebruikelijk dat een kind 'intern' gang. Het kind volgde overdag onderwijs en woonde verder op een internaat. Deze internaten hadden tot in de jaren 1960 een puur residentiele functie. Medewerkers zorgden voor 'eten,drinken,kleding en een dak boven e hoofd'.
DE kinderen leefden in grote groepen. Vanaf de lagere school waren jongens en meisjes strikt gescheiden. Ze aten en sliepen in aparte zalen. Ook de vrijtijdsbesteding gebeurde apart. De jongens en meisjes waren slechts onderverdeeld in twee leeftijdsgroepen. In de ene zaten kinderen van 6 tot 12 (kagere schoolleeftijd) in de andere oudere leerlingen van 12 tot ongeveer 18 jaar (leetijd voortgezet onderwijs.)
In de internaten golden strakke regels. Weekendverlof bestond nog niet en er waren slechts twee Vakanties per jaar. De Kinderen keerden dan terug naar hun ouders of verwanten. Het was voor ouders weliswaar mogelijk hun kinderen tussentijds in weekenden te bezoeken, maar zeker als ze ver weg woonden was dat niet gemakkelijk.
Broeders en Zusters, leraren en begeleiders deden - volgens de normen en inzichten van die tijd - hun uiterste best om een zo goed mogelijk opvoeding en zorg te bieden. Maar hoe goed de opvang en zorg ook was, het is niet verwonderlijk, dat deze situatie bij zowel ouders als kinderen veel leed betrokkende. Veel ouders misten hun kinderen en hadden het gevoel dat ze hen voor vele jaren hadden'afgestaan' En de kinderen kwamen vanuit een vertrouwde gezinssituatie terecht in een vreemde omgeving, waar ze zich in een grote groep moesten zien te handhaven.
Maar waren nieuwelingen eenmaal een beetje gewend, dan maakte het leven communiceren en de omgang met anderen veel goed. Kinderen raakten uit hun isolement en kregen nieuwe vooruitzichten. Het instituut zou voorstaan tegen wil en dank of van harte hun tweede thuis zijn. Althans, todat ze op eigen benen konden staan.
Foto 4, Hostiepap voor de kleuters worden verdeeld door de zusters.
ZIE IVDVARIATIE 1 LOGNR 31 HOSTIEBAKKERIJ.
Op site heeft hierover geschreven van interview op 2002 door Anneke Evers. Bewoonster van de afdeling Martha Pensioen. Wordt vervolgd. Rene van der Veen.