160. Oprichting en groei van de Mgr Terwindtstichting (deel 2)
1
2
3
4
5
6
7
8
Mijn dank aan Rene van der Veen
Reactie plaatsen
Reacties
Jeroen van Zuylen
9 jaar geleden
Ik ben op zoek naar Rene van der Veen, i.v.m. boekje over Huis Wylerberg in Beek-Ubbergen, of naar iemand anders die ten tijde van de Terwindtstichting in Huis Wylerberg woonde. Graag even contact! Bij voorbaat dank!
Jeroen.
dick de wit
11 jaar geleden
hoi ja ik ben er ook een van jou peter tervelde ken ik nog wel ik zat zelf in groep 3 het vogelnest
en ja het leven was er mooi zou nog wel terug willen in die jaren heb er van 1967 tot 1979 gewoond
mij begeleiders waren Thea van doorn nel Gerard van der sluis
Peter Tervelde
11 jaar geleden
Hallo allemaal,
Foto 1 ben ik , toen ik 4 jaar was en ik was blonde haar en dat was ook in 1968.
Ik droeg een strepende trui met zwart en rood en we hebben in de zand gespeeld en juffrouw Karin was ook mijn groepsleidster geweest van groep 1 "De Haasjes".
Groeten , Peter Tervelde.
Rene van der Veen
12 jaar geleden
Lezers en Kijkers Foto 5. KONIJNENKONTELTES.
Ik heb zeven jaar op De Wylerberg gewoond, van mijn 7de tot met 14de. Eerst in het oude, toen in het nieuwe gebouw. Het was daar zo mooi. De verzorging was goed. Ik had in het begin wel veel heimwee naar mijn moeder. Ik ben een paar keer weggelopen, Maar ik had het toch naar mijn zin. Ik had vroeger moeilijk gedrag. Ik was heel driftig. De groepsleiders waren heel consequent. Ik heb nu nog steeds contact met Gerda Spit, met Marian, Loes en Mies. Dat waren mijn vier begeleidsters. Ze betekenden alles voor mij, Ze waren echt heel goed. Toen ik ziek was hebben zij mij ook heel goed verzorgd. En je leerde er eigenlijk van alles. Ik leerde me een beetje beter te gedragen. Ik had daar ook een paar goede contacten met andere leerlingen. Miriam, Esther en nog een paar anderen. Dat waren vriendinnen, Ik leefde heel erg in mijn eigen wereldje. Ik verzamelde hondjes, dat doe ik nu nog steeds. Buiten zocht ik naar konijnenkeuteltjes. Dat was dan het hondenvoer. " wat stinkt er hier zo?". vroegen de begeleiders. Dat waren de keuteltjes!.
Nu woon ik gegeleid zelfstandig in Eindhoven. Ik werk op het activiteitencentrum. Ik teken en schilder en maak mozaieken. Ik heb ookn een vriend leren kennen. Ik heb goed herinneringen aan De Wylerberg. Het waren nuttige jaren'.
Carina van der Looij interview 2002
STEMPELS.
We zijn op 12 Februari verhuisd naar Dekkerswald. We dansten allemaal in polonasie door alle gebouwen heen. Ook de burgermeesters van Beek en Groesbeek waren aanwezig. Alle kinderen krijgen een stempel in hun paspoort van Beek als bewijs dat ze vertrokken waren en van Groesbeek dat ze waren aangekomen.'
Ria Tuasela-Van den Boogaard. interview 2002.
Foto 6. VERHUIZING NAAR GROESBEEK.
De huisvestingsproblemen deden zich in loop van de jaren 1970 en 1980 steeds erger voelen. De Martinus van Beek school kreeg toestemming van gemeente en ministerie om nieuwbouw te plegen. Na de nodige aanpassingen van de plannen konden de bouwers in 1975 aan het werk. Een jaar later, in Oktober 1976 werd het gebouw in gebruik genomen. Op 14 Januari 1977 volgde de officiele opening.
De verhuizing vanuit landgoed de Wylerberg zou langer op zich laten wachten. Villa De Wylerberg was hoe prachtig ook te klein te onpraktisch en te brandgevaarlijk. Bovendien was de bergachtige ligging niet ideaal.
Op het grasveld rondom het huis was een speeltuin voor de kinderen ingericht. Ze konden er klimmen, glijden, schommelen, hutten bouwen en wandelen, maar halsporten waren om begrijpelijke redenen geen groot succes. Van alle bezwaren woog die van een te krappe ruimte en de onveiligheid bij brand het zwaarst. Er was bijna geen ruimte in De Wylerberg te vinden die niet multifunctioneel in gebruik was.
Bestuur en directie keken naarstig uit naar nieuwe huisvesting. Pogingen in het midden van de jaren 1970 hadden geen reaultaat opgeleverd. In 1980 gloorde er echter nieuwe hoop. Via via hoorde algemeen directeur Van der Berg dat er op het terrein van Medisch Centrum Dekkerswald aan de Nijmegensebaan in Groesbeek enkele gebouwen beschikbaar kwamen. Het waren gebouwen van het voormalige instituut Eykeloord, een centrum voor de behandeling van astma bij jongeren. Deze aandoening kon door nieuwe medicijnen poliklinisch worden behandeld, zodat een verblijf in het astmacentrum overbodig werd.
Het voormalige astmacentrum was een zeer geschikte locatie, al waren er enkele nadelen. Het complex lag ver van de bewoonde wereld, waardoor de integratie van clienten in verenigingen en clubs in de buurt werd belemmerd. Ook was de afstand tussen de school en het internaat behoorlijk groot. Koos de Mgr Terwindstichting voor deze locatie, dan moest er meer vervoer komen. Dit bezwaar was overkomelijk en woog niet op tegen de vele voordelen. Het zou nog vier jaar van overleg duren voordat de zaak beklonken was. Er kwam zelfs een kaper op de kust die ook belangselling had voor het complex. Maar ditmaal trok MTW aan het langst eind. Dat scheelde overigens maar een haartje, want bijna was het hele plan afgekeurd door het ministerie. Volgens de normen was er iets teveel ruimte, waaadoor goedkeuring uitbleef. Moest er een deel worden gesloopt?. Op aandringen van directeur Van der Berg kwam een ambtenaar uit Den Haag poolshoogte nemen. De zaak met eigen ogen gezien hebbende, was zijn oordeel positief. De verhuizing kon doorgaan. Het aanpassen van het complex aan de nieuwe bewoners nam zes maanden in beslag. Op 26 April 1985 vond de officiele opening plaats. Maar het resultaat was ernaar.
Kinderen en medewerkers waren laaiend enthousiast. Iedere leefgroep kon terecht in een eigen paviljoen. Voor elke groep was er voldoende eet, slaap, speel- en leefruimte. En ze kregen ook ieder een eigen slaapkamer; een ongekende luxe!. Het vlakke terrein met grasveld stemde eveneens tot vreugde. De kinderen konden er naar hartelust sporten en spelen.
Ook de Mgr Terwindschool verhuisde enige jaren later (in 1988) naar de locatie aan de Nijmegensebaan in Groesbeek. De School kreeg steeds meer een reguliere functie met externe leerlingen.
Foto 8. DE OPEN CIRKEL.
In 1991 besloot het bestuur van Mgr Terwindstichting tot aanvraag voor nieuwbouw van Huize Martinus van Beek. De nieuwbouw zou dicht bij de twee scholen (de S.O. Marinus van Beek en de V.S.O. Martinus van Beek) plaats vinden. De bouwvergunning kwam een jaar later, en in 1994 waren alle inspraakprocedures met omwoonden afgrond. De bouw kon beginnen en in 1996 was het eindelijk zover. De bewoners van Huize Martinus van Beek konden naar een moderen, fris gebouw verhuizen!.
De instelling kreeg bij die gelegenheid een nieuwe naam: De Open Crikel, een verwijzing naar de vorm van de locatie, de met zorg omgeven client en het open karakter.Er was nu voldoende ruimte om ook de ondersteuning aan te passen, die in het oude krappe pand niet realiseerbaar waren.
'Zorg op maar" deed zijn intrede. Clienten in de leeftijd van 0 tot 25 jaar konden bij De Open Crikel terecht voor diagnostiek, hulpverlening en verwijzing. De aangeboden ondersteuning bestond uit;
Vroegbehandeling, gerichte op preventie van communicatieve stoornissen. Tot de unit Vroegbehandeling behoorden het NCKTS (Nijmeegs Centrum voor Kinderen met Taal en Spraakmoeilijkheden), Dribbel (behandelgroep voor kinderen van 2 tot 5 jaar met ernstige taal en spraakmoeilijkheden. Rakker (behandelgroep voor auditief gehandicapten van 0 tot 5 jaar) en Dikke Dik (intensieve behandelgroep voor auditief/communicatief gehandicapte kinderen van 2 tot 5 jaar met meervoudige problemen.
Residentiele behandeling voor kinderen en jongeren van 4 tot 21 jaar.
Dagbehandeling voor kinderen van 5 tot 19 jaar. De kinderen verbleven na schooltijd enkele uren in een groep en kregen naast groepsbehandeling ook individuele therapie. Deelbehandeling voor jongeren die naast de geboden hulp van scholen extra ondersteuning nodig hadden op het gebied van communicatie, sociale vaardigheden of andere ondersteuning. Het Hoekhuis, begeleide kamerbewoning voor jongeren van 18 tot 25 jaar. Ook de Wylerberg bood vanaf de jaren 1990 'zorg op maat' aan de verhoogde de leeftijdsgrens naar 24 jaar in de zogenoemde Verlengde Zorg. De weg naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid stonden hierop voorop. De Resultaten waren zo bemoedigend dat er meer woonruimte moest komen voor deze jongeren, waar ze begeleid zelfstandig konden wonen. Die wens resulteerde in 1994 tot de start van het Fasehuis. Hier konden jongeren ervaring opdoen met het zelfstandig wonen, het zelf nemen van beslissingen en verantwoordelijkheden. Er waren slechts gedurende enkele uren begeleiders aanwezig. Het Fasehuis bleek er voorzien in een behoefte en werd een vast onderdeel van de geboden ondersteuning vanuit de Mgr Terwindstichting.
Foto 8.
MEER SAMENWERKING.
De scholen en internaten gingen steeds meer met elkaar samenwerken. In 1995 leidde dit tot een wijziging van de organisatiestructuur, waarbij de scholen en de zorginstellingen in aparte stichtingen werden onder-
gebracht.
MTW bestond nu uit de Stichting Zorginstellingen Mgr Terwindt en de Stichting Scholen Mgr Terwindt. De verwachting was dat deze instellingen beter konden inspelen op de veranderende zorgbehoeften.
Ook zocht de stichting steeds meer samenwerking met andere organisaties 'Thuisnabije zorg', 'zorg op maat' en 'uitwisseling van kennis en expertise' vormden de belangrijkste beweegredenen, evenals beleid vanuit Den Haag. Dit leidde tot besprekingen over een hechte samenwerking met Instituut voor Doven in Sint Michiels-
gestel en Instituut Sint Marie in Eindhoven. Deze laatste instelling haakte in 1997 af, maar MTW en IVD gingen door op de ingeslagen weg. Ze pakten in 1998 een gezamelijk project aan, namelijk De Crikelboog in Enschede. Het was een eerste stap naar een hechte samenwerking, die in 1998 resulteerde in de fusie van beide instellingen tot MTW/IVD, waarover meer in Hoofdstuk 10.
Rene van der Veen.
Rene van der Veen
12 jaar geleden
Lezers en Kijkers. Foto 2. HUIZE MARTINUS VAN BEEK.
De Martinus van Beekschool had een groot verzorgingsgebied. Leerlingen kwamen niet alleen uit de regio Nijmegen, maar ook van ver daarbuiten. Veel leerlingen konden niet iedere dag op en neer reizen naar hun ouderlijk huis. Daarom werden ze door de week ondergebracht bij gastgezinnen. Deze situatie was niet ideaal. Begin jaren 1970 kwam het daarom tot de oprichting van een eigen internaat, Huize Martinus van Beek, Het was gevestigd in een voormalig zusterklooster aan de Akkerlaan in Nijmegen. Het internaat van functioneel direct gekoppeld aan de Martinus van Beekschool. Elk kind dat op deze school zat, kon een plaatsje krijgen op het internaat. En omgekeerd, want wanneer een kind van de school afging, moest het ook het internaat verlaten.
Gezien de sterke verbinding tussen de school en het internaat, verliet ook Huize Martinus van Beek na het conflict van 1970 de stichting Sint Josephscholen. Er werd een nieuwe organistatie in het leven geroepen (de Stichting Vrienden van Huize Martinus van Beek), maar na enige tijd sloot het internaat zich net als de school aan bij de Mgr Terwindttstichting.
Aanvankelijk diende het internaat als verblijf voor kinderen die niet iedere dag terug naar huis konden gaan. Het ging hierbij dus om een puur residentiele taak. In de loop ter tijd veranderden de gedachten over de gebroken zorg.
Van een puur residentiele taak ('de hotelfunctie') kwamen er steeds meer pedagogische taken bij. Het internaat moest niet alleen zorgen voor eten, een veilige plek en het 'bezeig houden' van de kinderen,maar diende ook een bijdrage televeren aan de opvoeding en ontwikkeling van het kind. In de jaren 1970 werd deze doelstelling als volgt vastgelegd in een concept;
Huize Martinus van Beek is een gezinsvervangend internaat dat de ouders behulpzaam wil zijn bij de otale opvoeding en vormiing van hun gehoorgestoorde kind. Het internaat beoogt een voorbereiding op die plaats in de maatschappy die het beste aansluit bij de persoonlijke kwaliteiten. Het internaat biedtt het kind hulp gedurende zolange tijd als het nodig heeft om ofwel zelfstandig terug te keren naar de maatschappy, ofwel via thuis of andere instituten dit doel in meerdere of mindere mate te bereiken. Gezien de mogelijkhedenn binnen het instituut zijn wij genoodzaakt een leeftijdsgrens van ongeveer 18 jaar aan te houden. De realisering hiervan houdt in dat het kind in de gelegenheid moett worden gesteld om, als het daartoe capeciteiten bezit, elke tak van vervolg en/of beroepsonderwijs te volgen.'
Door de toeloop van leerlingen, de geringe doorstroming en verandderde inzichten over zorg, kampte het internaat al snel mett huisvestigingsproblemen. Het voormalige klooster lag weliswaar midden in een woonwijk en dichtbij het centrum van NNijjmegen, maar er waren te weinig mogelijkheden om de inwoners voldoende leefruimte en privacy te bieden.
TWEE WERKEENHEDEN.
De uitbreiding van de Mgr Terwindstichting met de twee Martinuss van Beek-instellingen betekende bijna een verdubbeling van het aantal kinderen en medewerkers. Het bestuur boog zich over een nieuwe organisatiestructuur, waarin de twee ' werkeenheden' (Instituut De Wylerberg(
Mgr Terwindtschool en de Martinus van Beekschool/Huize Martinnus van Beek goed konden opereren.
Moesten deze 'wereenheden' gescheiden blijven met elk een eigen verantwoordelijkheid? Of was een andere structuur beter, bijvoorbeeld een waarbij beide internaten onder een directie vielen, evenals beide scholen?.
De eerste vorm kreeg de voorkeur, aangezien de school en internaaatsfunctie sterk met elkaar waren verbonden en zelfs in ellkaars verlengde lagen. De nieuwe structuur was een eerste stap op weg naar intensieve samenwerking tussen de verschillende onderdelen en functies binnen de stichting. Zo deden een maatschappelijk werker en een psycholoog hun intrede die voor beide eenheden werkten.
In de jaren die volgden vond er steeds meer 'kruisbestuiving' plaats.
Foto 3. PROFESSIONALISERING.
In 1975 maakte de Mgr Terwindstichting grote veranderingen door. Het jaar vormde de afsluiting van de pionierstijd en het begin van de professionalisering. Medewerkers kregen een betere opleiding. Er kwam meer deskundigheid en een betere ondersteuning vanuit de universiteit, zodat medewerkeerss een betere indeling konden maken in behandelgroepen. Ervaren stafleden verzorgden internee 'specialistiecurussen' om medewerkers meer inzicht tee geven in specifieke problemen en behandelingsmethoden.
Het bestuur nam de doelinstellingen nog eens onder de loep en benadrukten dat er 'een zo optimaal mogelijke humaniserinng en socialisering' moest worden nagestreefd. 'De problematiek van het kind zelf met als achtergrond het zoeken naar de specifieke ontwikkelingsmogelijkheden moet hiebij het vornaamste uitgangspunt zijn'.
Verder benadrukte het bestuur dat er een grote mate van samenwerking moest zijn tussen het instituut de Wylerberg, de Mgr Terwindtschool, de Martinus van Beekschool en het internaat Huize Martinus van Beek.
Foto 4. ANDERE KINDEREN, ANDER ONDERWIJS.
Gedurende de jaren 1970 en 1980 veranderde langzaam maar zeker de populatie van de Mgr Terwindtstichting. De begeleiding van kinderen met een communicatieve bepreking werd steeds beter. Maar en meer slechthorende kinderen stroomden door naar het reguliere onderwijs. Er kwamen meer kinderen met zeer ernstige beprekingen. Deze kinderen stroomden niet vanzelfsprekend door naar andere vormen van onderwijs.
De Wylerberg en de Mgr terwindtschool ondernamen een poging om Voorbereidend Beroeps Onderwijs (V.B.O.) op te tarten. De plannen waren door het bestuur goedgekeurd, maar het Miniserie van Volkgezondheid haalde een streep door de rekening. Het ministerie was een mening dat er genoeg andere mogelijkheden waren voor het volgen van
V.B.O. De Mgr Terwindtstichting tekende hiertegen verzet aan. Bestaande V.B.O. vormen waren niet of nauwelijks geschikt voor pupillen met communicatieve beperkingen.
Als compromis mocht de Mgr Terwindtschool aan oudere kinderen praktisch onderwijs geven. Bovendien kregen jongeren traningsprogramma's in het zo zelfstandig mogelijk functioneren.
In 1980 kwam het wel tot de oprichting van de zelfstandige
'V.S.O. Martinus van Beek' Deze school voor ' Voortgezet Speciaal Onderwijs' (V.S.O.) aan slechthorenden was toen nog gevestigd op de Koolemans Beijnenstraat in Nijmegen. De Docenten gaven les in vakken van de reguliere basisschool aangevuld met duits, engels, wiskunde, handelskennis en huishoudkunde. Afhankelijk van de richting konden leerlingen ook lessen volgen in bijvoorbeeld kinderverzorging, kantoor en winkelpraktijk, en maatschappyleer. In de beginperiode zaten 48 leerlingen op de school over de brugperiode. het schoolvakonderwijs, de Leao en de Mavo-opleiding. Ook hier was het bekende probleem de huisvesting. De school aan de Koolemans
Beijnenenstraat was oud en vertoonde veel achterstalig onderhoud. Vooral de slechte akoestiek leverde de nodige problemen op.
KEERPUNT.
Vanaf 1975 is de Mgr Terwindtstichting professoneler geworden. Dat was echt een keerpunt. We hadden toen de zaken goed op een rij. We hadden via prof brinkman veel contacten met de KNO-afdeling van het Radboudziekenhuis in Nijmegen. Doordat er meer deskundigheid kwam, bijvoorbeeld op het gebied van logopedie, audioologie en pedagogiek, kon je meer differentiatie aanbrengen in de behandelingsgroepen. Toen werd het echt wat professoneler
Het keerpunt viel ook ongeveer samen met het vertrek van de Zusters en de komst van een nieuwe directie. Medewerker werden beter opgeleid. De aanvankelijke eisen voor met name groepsleiders waren niet zo hoog gesteld. je moet het kind kunnen wassen en eten geven. Naarmate duidelijker werd waar we mee bezig waren, werden ook de eisen opgeschroefd. Over deze vernieuwingen is heel wat te doen geweest. Zo was het toen nog niet vanzelfsprekend dat
mensen met een behoorlijke opleiding ook inspraak hadden
in het beleid. Dat is pas heel langzaam aan geaccepteerd.
Het beleid werd gestuurd van bovenaf in de praktijk van
alledag ervoeren medewerkers dat als een belemmering,
want hun kwaliteiten kwamen onvoldoende uit de verf.
Pas in de loop der jaren veranderde dat, maar het heeft wel
het nodige vallen en opstaan gekost.
Henk Smit Interview 2002
Wordt Vervolgd. Rene van der Veen.
Rene van der Veen
12 jaar geleden
Lezers en kijkers. Foto 1. PIONIEREN.
In de eerste jaren van de Mgr Twerwindstichting heerste er een ware 'pioniersgeest' De Directrice Zuster Josine Aarts, stond een opzet voor ogen die kinderen zou voorbereiden op het reguliere onderwijs voor doven of slechthorenden. De ondersteuning op De Wylerberg zou dus een tijdelijke aard zijn, want de kinderen konden na een relatief kort verblijf doorstromen naar een doven of slechthorenden school dichter bij huis. Er kwam dan op het instituut weer plaats vrij voor andere kinderen, zo was de veronderstelling.
De praktijk pakte vaak iets anders uit. Veel kinderen bleven aangewezen op de zorg van De Wylerberg.
Bij de voorbereiding op het reguliere doven en slechthorendenonderwijs stond een orthopedagogische, emotionele benadering centraal om de kinderen tot communciatie te brengen. Kinderen die geen baat hadden bij deze korte en intensieve behandeling zouden worden overgeplaatst naar een ander instituut.
Het was van groot belang dat de kinderen vanaf zeer jonge leeftijd ondersteund werden. Dit vergrootte immers de kans op een goed resultaat. De kinderen waren op jonge leeftijd het meest vatbaar voor behandeling van een functiestoornis. Bovendien kon dan verkeerd gedrag worden beprekt of zelfs vermeden.
Maar nog voordat de organistatiestructuur en opzet voldoende waren uitgekristalliseerd, kreeg de nog jonge stichting een zware klap te verwerken, Zuster Josine Aarts de drijvende kracht van de instelling, werd vanaf 1968 ernstig ziek. Zij zou niet meer herstellen en overleed op 17 Juli 1969. Het wegvallen van de inzet en leiding van deze dynamische, sterke vrouw werd ervaren als een groot gemis.
In Augustus 1969 kwam er een nieuwe directrice, bestaande uit Zuster Jacqueline en Zuster Ine. Ze hadden de taken gesplist. De ene directrice leidde het internaat, de andee het onderwijs. De komst van de nieuw directrice viel ongelukkigerwijze samen met het vertrek van enkele medewerkers. De nood aan nieuwe krachten was hoog. Na een uitgebreide sollicitatieprocedure werd de organistatie weer op poten gezet. Nieuwe functies deden hun intrede. Zo kwam er een psycholoog, en in 1970 een orthopedagooog en een economisch directeur. In deze periode werd ook voor het eerst een parttime fysiotherapeute en speltherapeute aangetrokken. Zij leverden een bijdrage aan de ondersteuning van lichaamlijk beperkte kinderen en kinderen met gedragsmoeilijkheden, waarvoor de hulp vanuit de groep niet voldoende was.
De dienstroosters van de groepsleiders in het internaat leverden heel wat stof voor discussie op. Er moest 24 uur per dag een bezetting aanwezig zijn. Dit betekende dat twee medewerkers 's nachts blijven slapen. Een werkweek duurde 43,5 uur met daarbij twee tot drie slaapdiensten. Van enige privacy was nauwelijks sprake, want de medewrkers sliepen in 'multifunctionele ruimtes'.
Naast de doelstelling aanpak van de ondersteuning en de personele bezetting was het ook op andere gebieden 'pionieren'. Er kwam meer aandacht voor een individule benadering van de kinderen. Al vroeg in de jaren 1970 begon de stichting met de introductie van een algemeen, groeps- en individueel behandelingen.
Henk Smit schreef over de pionierstijd in het MTW-blad
'Wind-wizer', 'ieder voelde zich ten nauwste betrokken bij het welzijn van de kinderen. Deze betrokkenheid, die gestalte kreeg in de beginperiode, is altijd kenmerkend gebleven voor de werksfeer binnen de stichting, in weerwil van de badmerende gedachten die men in het algemeen wel te horen krijgt wanneer het over 'pionieren' gaat (...)
Reeds vanaf de aanvang realiseerde men zich dat vooral de ernstig slechthorende en/of niet of nauwrlijks sprekende kinderen grote problemen ondervonden in de contacten met hun ouders, gezinsleden en begeleiders. Over hulpmiddelen bij de communicatie voor deze kinderen is vaak en ernstig nagedacht. Uiteindelijk leidde dit, in nauwe samenwerking met de school, tot de invoering van het handalfabet. Het opende voor deze kinderen nieuwe mogelijkheden in de contacten met personen in hun omgeving. (...) Het is mijn inziens nog vermeldenswaard dat de Mgr Terwindtstichting na het Instituut voor Doven in Sint Michielsgestel het tweede instituut in Nederland was dat zich dit communicatiesysteem eigen maakye en waarmee men al spoedig omgekende resultaten boekte'.
De aanpak van de Mgr Terwindtstichting sloeg aan. Steeds meer kinderen vonden hun weg naar De Wylerberg en de Mgr Terwindtschool.
MARTINUS VAN BEEKSCHOOL KOMT ERBIJ.
Hoe was het ondertussen de Martinus van Beekschool vergaan? De school had zo'n tien jaar goed gedraaid, maar in 1970 brak een groot conflict uit. De toenmalige directeur had in de ogen van de meeste medewerkers enkele leerlingen te streng aangepakt en duldde geen kritiek. Het dagblad De Gelderlander berichtte daarover op 3 April.
ERNSTIG CONFLICT AAN DE MARTINUS VAN BEEKSCHOOL.
Een levensgroot conflict aan de Martinus van Beekschool, een school voor gehoorgestoorde en spraakgebrekkige kinderen aan de Koolemans Beijnenstraat, is tot uitbarsting gekomen. Acht van de twaalf leerkrachten eisen het aftreden van het hoofd, de heer F.M. Decates, die echter door het schoolbestuur wordt gesteund. Volgens de acht leerkrachten is de situatie nu onhoudbaar geworden. 'Wij zijn geen links anarchisten en oproerkraaiers. Wij zijn leerkrachten die het primair gaat om de belangen van de 116 leerlingen. Wij hebben van alles geprobeerd. Maar onze klachten worden steeds gebagatelliseerd, vaak wordt niet eens naar ons geluisterd
Enkele dagen later diende een van de ouders een aanklacht in tegen het hoofd van de school wegens mishandeling van zijn kind.
Uit bovenstaande gebeurtenissen blijkt dat het achterliggende conflict een gebrek was aan aanspraak, zowel van medewerkers als van ouders. Zij wilden, als direct betrokkenen bij de kinderen, meepraten en meebeslissen; de democratiseringsgolf ging ook de instellingen niet voorbij.
Het conflict laaide zo hoog op dat werd overwogen de school te sluiten. Een bemiddelingspoging van de oorspronkelijke initiators Peutz en Brinkman liep op niets uit. De zaak werd voorgelegd aan een Commissie van Beroep, onder leiding van de latere minister- President Dries van Agt (die toentertijd nog hoogleraar was aan de Rechtenfaculteit in Nijmegen). Uiteindelijk worden drie leraren ontslagen. Met de overigen werd de zaak in der minne geschikt. De directeur kreeg een nieuwe benoeming, nu als directeur van het internaat. Jan Spanhoff volgde hem op als nieuwe hoofd van de onderwijsinstelling.
De school had door deze affaire aanzienelijke schade opgelopen. Het leerlingenaantal liep sterk terug. Ouders haalden hun kind van de instelling af. Bovendien kregen verwijzende instanties minder vertrouwen in de school. Als nieuwe directeur van de school stelde Jan Spanhoff alles in het werk van het geschonden vertrouwen weer te herstellen. Volgens Jos Beke, die het conflict uitvoering beschrijft in zijn boek' De Joeephscholen 1877-2002, slaagde die poging. De school bleef niet alleen behouden, maar kwam nu bloei en kreeg zelfs een landelijke voorbeeldfunctie.
Het conflict leidde tot meer inspraak. En er was nog een niet onbelangerijk gevolg' het leidde in 1974 nu de overstap van de Martinus van Beekschool van de Stichting Sint Josephscholen naar de Mgr Terwindstichting. Niet alleen het werk, maar ook de cultuur sloten beter bij elkaar aan. 'Het is niet gezegd', schrift Jos Beke in zijn boek, 'maar misschien is het positieve resultaat van het conflict wel geweest dat het bestuur begreep dat democratisering van de verhoudingen, op straffe van bijna onbeheersbare conflicten, dringend noodzakelijk was, Dat de les ten koste ging van veel pijn en leed voor de betrokkenen, laat zich raden'.
Wordt vervolgd Rene van der Veen.
Reactie plaatsen
Reacties
Ik ben op zoek naar Rene van der Veen, i.v.m. boekje over Huis Wylerberg in Beek-Ubbergen, of naar iemand anders die ten tijde van de Terwindtstichting in Huis Wylerberg woonde. Graag even contact! Bij voorbaat dank!
Jeroen.
hoi ja ik ben er ook een van jou peter tervelde ken ik nog wel ik zat zelf in groep 3 het vogelnest
en ja het leven was er mooi zou nog wel terug willen in die jaren heb er van 1967 tot 1979 gewoond
mij begeleiders waren Thea van doorn nel Gerard van der sluis
Hallo allemaal,
Foto 1 ben ik , toen ik 4 jaar was en ik was blonde haar en dat was ook in 1968.
Ik droeg een strepende trui met zwart en rood en we hebben in de zand gespeeld en juffrouw Karin was ook mijn groepsleidster geweest van groep 1 "De Haasjes".
Groeten , Peter Tervelde.
Lezers en Kijkers Foto 5. KONIJNENKONTELTES.
Ik heb zeven jaar op De Wylerberg gewoond, van mijn 7de tot met 14de. Eerst in het oude, toen in het nieuwe gebouw. Het was daar zo mooi. De verzorging was goed. Ik had in het begin wel veel heimwee naar mijn moeder. Ik ben een paar keer weggelopen, Maar ik had het toch naar mijn zin. Ik had vroeger moeilijk gedrag. Ik was heel driftig. De groepsleiders waren heel consequent. Ik heb nu nog steeds contact met Gerda Spit, met Marian, Loes en Mies. Dat waren mijn vier begeleidsters. Ze betekenden alles voor mij, Ze waren echt heel goed. Toen ik ziek was hebben zij mij ook heel goed verzorgd. En je leerde er eigenlijk van alles. Ik leerde me een beetje beter te gedragen. Ik had daar ook een paar goede contacten met andere leerlingen. Miriam, Esther en nog een paar anderen. Dat waren vriendinnen, Ik leefde heel erg in mijn eigen wereldje. Ik verzamelde hondjes, dat doe ik nu nog steeds. Buiten zocht ik naar konijnenkeuteltjes. Dat was dan het hondenvoer. " wat stinkt er hier zo?". vroegen de begeleiders. Dat waren de keuteltjes!.
Nu woon ik gegeleid zelfstandig in Eindhoven. Ik werk op het activiteitencentrum. Ik teken en schilder en maak mozaieken. Ik heb ookn een vriend leren kennen. Ik heb goed herinneringen aan De Wylerberg. Het waren nuttige jaren'.
Carina van der Looij interview 2002
STEMPELS.
We zijn op 12 Februari verhuisd naar Dekkerswald. We dansten allemaal in polonasie door alle gebouwen heen. Ook de burgermeesters van Beek en Groesbeek waren aanwezig. Alle kinderen krijgen een stempel in hun paspoort van Beek als bewijs dat ze vertrokken waren en van Groesbeek dat ze waren aangekomen.'
Ria Tuasela-Van den Boogaard. interview 2002.
Foto 6. VERHUIZING NAAR GROESBEEK.
De huisvestingsproblemen deden zich in loop van de jaren 1970 en 1980 steeds erger voelen. De Martinus van Beek school kreeg toestemming van gemeente en ministerie om nieuwbouw te plegen. Na de nodige aanpassingen van de plannen konden de bouwers in 1975 aan het werk. Een jaar later, in Oktober 1976 werd het gebouw in gebruik genomen. Op 14 Januari 1977 volgde de officiele opening.
De verhuizing vanuit landgoed de Wylerberg zou langer op zich laten wachten. Villa De Wylerberg was hoe prachtig ook te klein te onpraktisch en te brandgevaarlijk. Bovendien was de bergachtige ligging niet ideaal.
Op het grasveld rondom het huis was een speeltuin voor de kinderen ingericht. Ze konden er klimmen, glijden, schommelen, hutten bouwen en wandelen, maar halsporten waren om begrijpelijke redenen geen groot succes. Van alle bezwaren woog die van een te krappe ruimte en de onveiligheid bij brand het zwaarst. Er was bijna geen ruimte in De Wylerberg te vinden die niet multifunctioneel in gebruik was.
Bestuur en directie keken naarstig uit naar nieuwe huisvesting. Pogingen in het midden van de jaren 1970 hadden geen reaultaat opgeleverd. In 1980 gloorde er echter nieuwe hoop. Via via hoorde algemeen directeur Van der Berg dat er op het terrein van Medisch Centrum Dekkerswald aan de Nijmegensebaan in Groesbeek enkele gebouwen beschikbaar kwamen. Het waren gebouwen van het voormalige instituut Eykeloord, een centrum voor de behandeling van astma bij jongeren. Deze aandoening kon door nieuwe medicijnen poliklinisch worden behandeld, zodat een verblijf in het astmacentrum overbodig werd.
Het voormalige astmacentrum was een zeer geschikte locatie, al waren er enkele nadelen. Het complex lag ver van de bewoonde wereld, waardoor de integratie van clienten in verenigingen en clubs in de buurt werd belemmerd. Ook was de afstand tussen de school en het internaat behoorlijk groot. Koos de Mgr Terwindstichting voor deze locatie, dan moest er meer vervoer komen. Dit bezwaar was overkomelijk en woog niet op tegen de vele voordelen. Het zou nog vier jaar van overleg duren voordat de zaak beklonken was. Er kwam zelfs een kaper op de kust die ook belangselling had voor het complex. Maar ditmaal trok MTW aan het langst eind. Dat scheelde overigens maar een haartje, want bijna was het hele plan afgekeurd door het ministerie. Volgens de normen was er iets teveel ruimte, waaadoor goedkeuring uitbleef. Moest er een deel worden gesloopt?. Op aandringen van directeur Van der Berg kwam een ambtenaar uit Den Haag poolshoogte nemen. De zaak met eigen ogen gezien hebbende, was zijn oordeel positief. De verhuizing kon doorgaan. Het aanpassen van het complex aan de nieuwe bewoners nam zes maanden in beslag. Op 26 April 1985 vond de officiele opening plaats. Maar het resultaat was ernaar.
Kinderen en medewerkers waren laaiend enthousiast. Iedere leefgroep kon terecht in een eigen paviljoen. Voor elke groep was er voldoende eet, slaap, speel- en leefruimte. En ze kregen ook ieder een eigen slaapkamer; een ongekende luxe!. Het vlakke terrein met grasveld stemde eveneens tot vreugde. De kinderen konden er naar hartelust sporten en spelen.
Ook de Mgr Terwindschool verhuisde enige jaren later (in 1988) naar de locatie aan de Nijmegensebaan in Groesbeek. De School kreeg steeds meer een reguliere functie met externe leerlingen.
Foto 8. DE OPEN CIRKEL.
In 1991 besloot het bestuur van Mgr Terwindstichting tot aanvraag voor nieuwbouw van Huize Martinus van Beek. De nieuwbouw zou dicht bij de twee scholen (de S.O. Marinus van Beek en de V.S.O. Martinus van Beek) plaats vinden. De bouwvergunning kwam een jaar later, en in 1994 waren alle inspraakprocedures met omwoonden afgrond. De bouw kon beginnen en in 1996 was het eindelijk zover. De bewoners van Huize Martinus van Beek konden naar een moderen, fris gebouw verhuizen!.
De instelling kreeg bij die gelegenheid een nieuwe naam: De Open Crikel, een verwijzing naar de vorm van de locatie, de met zorg omgeven client en het open karakter.Er was nu voldoende ruimte om ook de ondersteuning aan te passen, die in het oude krappe pand niet realiseerbaar waren.
'Zorg op maar" deed zijn intrede. Clienten in de leeftijd van 0 tot 25 jaar konden bij De Open Crikel terecht voor diagnostiek, hulpverlening en verwijzing. De aangeboden ondersteuning bestond uit;
Vroegbehandeling, gerichte op preventie van communicatieve stoornissen. Tot de unit Vroegbehandeling behoorden het NCKTS (Nijmeegs Centrum voor Kinderen met Taal en Spraakmoeilijkheden), Dribbel (behandelgroep voor kinderen van 2 tot 5 jaar met ernstige taal en spraakmoeilijkheden. Rakker (behandelgroep voor auditief gehandicapten van 0 tot 5 jaar) en Dikke Dik (intensieve behandelgroep voor auditief/communicatief gehandicapte kinderen van 2 tot 5 jaar met meervoudige problemen.
Residentiele behandeling voor kinderen en jongeren van 4 tot 21 jaar.
Dagbehandeling voor kinderen van 5 tot 19 jaar. De kinderen verbleven na schooltijd enkele uren in een groep en kregen naast groepsbehandeling ook individuele therapie. Deelbehandeling voor jongeren die naast de geboden hulp van scholen extra ondersteuning nodig hadden op het gebied van communicatie, sociale vaardigheden of andere ondersteuning. Het Hoekhuis, begeleide kamerbewoning voor jongeren van 18 tot 25 jaar. Ook de Wylerberg bood vanaf de jaren 1990 'zorg op maat' aan de verhoogde de leeftijdsgrens naar 24 jaar in de zogenoemde Verlengde Zorg. De weg naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid stonden hierop voorop. De Resultaten waren zo bemoedigend dat er meer woonruimte moest komen voor deze jongeren, waar ze begeleid zelfstandig konden wonen. Die wens resulteerde in 1994 tot de start van het Fasehuis. Hier konden jongeren ervaring opdoen met het zelfstandig wonen, het zelf nemen van beslissingen en verantwoordelijkheden. Er waren slechts gedurende enkele uren begeleiders aanwezig. Het Fasehuis bleek er voorzien in een behoefte en werd een vast onderdeel van de geboden ondersteuning vanuit de Mgr Terwindstichting.
Foto 8.
MEER SAMENWERKING.
De scholen en internaten gingen steeds meer met elkaar samenwerken. In 1995 leidde dit tot een wijziging van de organisatiestructuur, waarbij de scholen en de zorginstellingen in aparte stichtingen werden onder-
gebracht.
MTW bestond nu uit de Stichting Zorginstellingen Mgr Terwindt en de Stichting Scholen Mgr Terwindt. De verwachting was dat deze instellingen beter konden inspelen op de veranderende zorgbehoeften.
Ook zocht de stichting steeds meer samenwerking met andere organisaties 'Thuisnabije zorg', 'zorg op maat' en 'uitwisseling van kennis en expertise' vormden de belangrijkste beweegredenen, evenals beleid vanuit Den Haag. Dit leidde tot besprekingen over een hechte samenwerking met Instituut voor Doven in Sint Michiels-
gestel en Instituut Sint Marie in Eindhoven. Deze laatste instelling haakte in 1997 af, maar MTW en IVD gingen door op de ingeslagen weg. Ze pakten in 1998 een gezamelijk project aan, namelijk De Crikelboog in Enschede. Het was een eerste stap naar een hechte samenwerking, die in 1998 resulteerde in de fusie van beide instellingen tot MTW/IVD, waarover meer in Hoofdstuk 10.
Rene van der Veen.
Lezers en Kijkers. Foto 2. HUIZE MARTINUS VAN BEEK.
De Martinus van Beekschool had een groot verzorgingsgebied. Leerlingen kwamen niet alleen uit de regio Nijmegen, maar ook van ver daarbuiten. Veel leerlingen konden niet iedere dag op en neer reizen naar hun ouderlijk huis. Daarom werden ze door de week ondergebracht bij gastgezinnen. Deze situatie was niet ideaal. Begin jaren 1970 kwam het daarom tot de oprichting van een eigen internaat, Huize Martinus van Beek, Het was gevestigd in een voormalig zusterklooster aan de Akkerlaan in Nijmegen. Het internaat van functioneel direct gekoppeld aan de Martinus van Beekschool. Elk kind dat op deze school zat, kon een plaatsje krijgen op het internaat. En omgekeerd, want wanneer een kind van de school afging, moest het ook het internaat verlaten.
Gezien de sterke verbinding tussen de school en het internaat, verliet ook Huize Martinus van Beek na het conflict van 1970 de stichting Sint Josephscholen. Er werd een nieuwe organistatie in het leven geroepen (de Stichting Vrienden van Huize Martinus van Beek), maar na enige tijd sloot het internaat zich net als de school aan bij de Mgr Terwindttstichting.
Aanvankelijk diende het internaat als verblijf voor kinderen die niet iedere dag terug naar huis konden gaan. Het ging hierbij dus om een puur residentiele taak. In de loop ter tijd veranderden de gedachten over de gebroken zorg.
Van een puur residentiele taak ('de hotelfunctie') kwamen er steeds meer pedagogische taken bij. Het internaat moest niet alleen zorgen voor eten, een veilige plek en het 'bezeig houden' van de kinderen,maar diende ook een bijdrage televeren aan de opvoeding en ontwikkeling van het kind. In de jaren 1970 werd deze doelstelling als volgt vastgelegd in een concept;
Huize Martinus van Beek is een gezinsvervangend internaat dat de ouders behulpzaam wil zijn bij de otale opvoeding en vormiing van hun gehoorgestoorde kind. Het internaat beoogt een voorbereiding op die plaats in de maatschappy die het beste aansluit bij de persoonlijke kwaliteiten. Het internaat biedtt het kind hulp gedurende zolange tijd als het nodig heeft om ofwel zelfstandig terug te keren naar de maatschappy, ofwel via thuis of andere instituten dit doel in meerdere of mindere mate te bereiken. Gezien de mogelijkhedenn binnen het instituut zijn wij genoodzaakt een leeftijdsgrens van ongeveer 18 jaar aan te houden. De realisering hiervan houdt in dat het kind in de gelegenheid moett worden gesteld om, als het daartoe capeciteiten bezit, elke tak van vervolg en/of beroepsonderwijs te volgen.'
Door de toeloop van leerlingen, de geringe doorstroming en verandderde inzichten over zorg, kampte het internaat al snel mett huisvestigingsproblemen. Het voormalige klooster lag weliswaar midden in een woonwijk en dichtbij het centrum van NNijjmegen, maar er waren te weinig mogelijkheden om de inwoners voldoende leefruimte en privacy te bieden.
TWEE WERKEENHEDEN.
De uitbreiding van de Mgr Terwindstichting met de twee Martinuss van Beek-instellingen betekende bijna een verdubbeling van het aantal kinderen en medewerkers. Het bestuur boog zich over een nieuwe organisatiestructuur, waarin de twee ' werkeenheden' (Instituut De Wylerberg(
Mgr Terwindtschool en de Martinus van Beekschool/Huize Martinnus van Beek goed konden opereren.
Moesten deze 'wereenheden' gescheiden blijven met elk een eigen verantwoordelijkheid? Of was een andere structuur beter, bijvoorbeeld een waarbij beide internaten onder een directie vielen, evenals beide scholen?.
De eerste vorm kreeg de voorkeur, aangezien de school en internaaatsfunctie sterk met elkaar waren verbonden en zelfs in ellkaars verlengde lagen. De nieuwe structuur was een eerste stap op weg naar intensieve samenwerking tussen de verschillende onderdelen en functies binnen de stichting. Zo deden een maatschappelijk werker en een psycholoog hun intrede die voor beide eenheden werkten.
In de jaren die volgden vond er steeds meer 'kruisbestuiving' plaats.
Foto 3. PROFESSIONALISERING.
In 1975 maakte de Mgr Terwindstichting grote veranderingen door. Het jaar vormde de afsluiting van de pionierstijd en het begin van de professionalisering. Medewerkers kregen een betere opleiding. Er kwam meer deskundigheid en een betere ondersteuning vanuit de universiteit, zodat medewerkeerss een betere indeling konden maken in behandelgroepen. Ervaren stafleden verzorgden internee 'specialistiecurussen' om medewerkers meer inzicht tee geven in specifieke problemen en behandelingsmethoden.
Het bestuur nam de doelinstellingen nog eens onder de loep en benadrukten dat er 'een zo optimaal mogelijke humaniserinng en socialisering' moest worden nagestreefd. 'De problematiek van het kind zelf met als achtergrond het zoeken naar de specifieke ontwikkelingsmogelijkheden moet hiebij het vornaamste uitgangspunt zijn'.
Verder benadrukte het bestuur dat er een grote mate van samenwerking moest zijn tussen het instituut de Wylerberg, de Mgr Terwindtschool, de Martinus van Beekschool en het internaat Huize Martinus van Beek.
Foto 4. ANDERE KINDEREN, ANDER ONDERWIJS.
Gedurende de jaren 1970 en 1980 veranderde langzaam maar zeker de populatie van de Mgr Terwindtstichting. De begeleiding van kinderen met een communicatieve bepreking werd steeds beter. Maar en meer slechthorende kinderen stroomden door naar het reguliere onderwijs. Er kwamen meer kinderen met zeer ernstige beprekingen. Deze kinderen stroomden niet vanzelfsprekend door naar andere vormen van onderwijs.
De Wylerberg en de Mgr terwindtschool ondernamen een poging om Voorbereidend Beroeps Onderwijs (V.B.O.) op te tarten. De plannen waren door het bestuur goedgekeurd, maar het Miniserie van Volkgezondheid haalde een streep door de rekening. Het ministerie was een mening dat er genoeg andere mogelijkheden waren voor het volgen van
V.B.O. De Mgr Terwindtstichting tekende hiertegen verzet aan. Bestaande V.B.O. vormen waren niet of nauwelijks geschikt voor pupillen met communicatieve beperkingen.
Als compromis mocht de Mgr Terwindtschool aan oudere kinderen praktisch onderwijs geven. Bovendien kregen jongeren traningsprogramma's in het zo zelfstandig mogelijk functioneren.
In 1980 kwam het wel tot de oprichting van de zelfstandige
'V.S.O. Martinus van Beek' Deze school voor ' Voortgezet Speciaal Onderwijs' (V.S.O.) aan slechthorenden was toen nog gevestigd op de Koolemans Beijnenstraat in Nijmegen. De Docenten gaven les in vakken van de reguliere basisschool aangevuld met duits, engels, wiskunde, handelskennis en huishoudkunde. Afhankelijk van de richting konden leerlingen ook lessen volgen in bijvoorbeeld kinderverzorging, kantoor en winkelpraktijk, en maatschappyleer. In de beginperiode zaten 48 leerlingen op de school over de brugperiode. het schoolvakonderwijs, de Leao en de Mavo-opleiding. Ook hier was het bekende probleem de huisvesting. De school aan de Koolemans
Beijnenenstraat was oud en vertoonde veel achterstalig onderhoud. Vooral de slechte akoestiek leverde de nodige problemen op.
KEERPUNT.
Vanaf 1975 is de Mgr Terwindtstichting professoneler geworden. Dat was echt een keerpunt. We hadden toen de zaken goed op een rij. We hadden via prof brinkman veel contacten met de KNO-afdeling van het Radboudziekenhuis in Nijmegen. Doordat er meer deskundigheid kwam, bijvoorbeeld op het gebied van logopedie, audioologie en pedagogiek, kon je meer differentiatie aanbrengen in de behandelingsgroepen. Toen werd het echt wat professoneler
Het keerpunt viel ook ongeveer samen met het vertrek van de Zusters en de komst van een nieuwe directie. Medewerker werden beter opgeleid. De aanvankelijke eisen voor met name groepsleiders waren niet zo hoog gesteld. je moet het kind kunnen wassen en eten geven. Naarmate duidelijker werd waar we mee bezig waren, werden ook de eisen opgeschroefd. Over deze vernieuwingen is heel wat te doen geweest. Zo was het toen nog niet vanzelfsprekend dat
mensen met een behoorlijke opleiding ook inspraak hadden
in het beleid. Dat is pas heel langzaam aan geaccepteerd.
Het beleid werd gestuurd van bovenaf in de praktijk van
alledag ervoeren medewerkers dat als een belemmering,
want hun kwaliteiten kwamen onvoldoende uit de verf.
Pas in de loop der jaren veranderde dat, maar het heeft wel
het nodige vallen en opstaan gekost.
Henk Smit Interview 2002
Wordt Vervolgd. Rene van der Veen.
Lezers en kijkers. Foto 1. PIONIEREN.
In de eerste jaren van de Mgr Twerwindstichting heerste er een ware 'pioniersgeest' De Directrice Zuster Josine Aarts, stond een opzet voor ogen die kinderen zou voorbereiden op het reguliere onderwijs voor doven of slechthorenden. De ondersteuning op De Wylerberg zou dus een tijdelijke aard zijn, want de kinderen konden na een relatief kort verblijf doorstromen naar een doven of slechthorenden school dichter bij huis. Er kwam dan op het instituut weer plaats vrij voor andere kinderen, zo was de veronderstelling.
De praktijk pakte vaak iets anders uit. Veel kinderen bleven aangewezen op de zorg van De Wylerberg.
Bij de voorbereiding op het reguliere doven en slechthorendenonderwijs stond een orthopedagogische, emotionele benadering centraal om de kinderen tot communciatie te brengen. Kinderen die geen baat hadden bij deze korte en intensieve behandeling zouden worden overgeplaatst naar een ander instituut.
Het was van groot belang dat de kinderen vanaf zeer jonge leeftijd ondersteund werden. Dit vergrootte immers de kans op een goed resultaat. De kinderen waren op jonge leeftijd het meest vatbaar voor behandeling van een functiestoornis. Bovendien kon dan verkeerd gedrag worden beprekt of zelfs vermeden.
Maar nog voordat de organistatiestructuur en opzet voldoende waren uitgekristalliseerd, kreeg de nog jonge stichting een zware klap te verwerken, Zuster Josine Aarts de drijvende kracht van de instelling, werd vanaf 1968 ernstig ziek. Zij zou niet meer herstellen en overleed op 17 Juli 1969. Het wegvallen van de inzet en leiding van deze dynamische, sterke vrouw werd ervaren als een groot gemis.
In Augustus 1969 kwam er een nieuwe directrice, bestaande uit Zuster Jacqueline en Zuster Ine. Ze hadden de taken gesplist. De ene directrice leidde het internaat, de andee het onderwijs. De komst van de nieuw directrice viel ongelukkigerwijze samen met het vertrek van enkele medewerkers. De nood aan nieuwe krachten was hoog. Na een uitgebreide sollicitatieprocedure werd de organistatie weer op poten gezet. Nieuwe functies deden hun intrede. Zo kwam er een psycholoog, en in 1970 een orthopedagooog en een economisch directeur. In deze periode werd ook voor het eerst een parttime fysiotherapeute en speltherapeute aangetrokken. Zij leverden een bijdrage aan de ondersteuning van lichaamlijk beperkte kinderen en kinderen met gedragsmoeilijkheden, waarvoor de hulp vanuit de groep niet voldoende was.
De dienstroosters van de groepsleiders in het internaat leverden heel wat stof voor discussie op. Er moest 24 uur per dag een bezetting aanwezig zijn. Dit betekende dat twee medewerkers 's nachts blijven slapen. Een werkweek duurde 43,5 uur met daarbij twee tot drie slaapdiensten. Van enige privacy was nauwelijks sprake, want de medewrkers sliepen in 'multifunctionele ruimtes'.
Naast de doelstelling aanpak van de ondersteuning en de personele bezetting was het ook op andere gebieden 'pionieren'. Er kwam meer aandacht voor een individule benadering van de kinderen. Al vroeg in de jaren 1970 begon de stichting met de introductie van een algemeen, groeps- en individueel behandelingen.
Henk Smit schreef over de pionierstijd in het MTW-blad
'Wind-wizer', 'ieder voelde zich ten nauwste betrokken bij het welzijn van de kinderen. Deze betrokkenheid, die gestalte kreeg in de beginperiode, is altijd kenmerkend gebleven voor de werksfeer binnen de stichting, in weerwil van de badmerende gedachten die men in het algemeen wel te horen krijgt wanneer het over 'pionieren' gaat (...)
Reeds vanaf de aanvang realiseerde men zich dat vooral de ernstig slechthorende en/of niet of nauwrlijks sprekende kinderen grote problemen ondervonden in de contacten met hun ouders, gezinsleden en begeleiders. Over hulpmiddelen bij de communicatie voor deze kinderen is vaak en ernstig nagedacht. Uiteindelijk leidde dit, in nauwe samenwerking met de school, tot de invoering van het handalfabet. Het opende voor deze kinderen nieuwe mogelijkheden in de contacten met personen in hun omgeving. (...) Het is mijn inziens nog vermeldenswaard dat de Mgr Terwindtstichting na het Instituut voor Doven in Sint Michielsgestel het tweede instituut in Nederland was dat zich dit communicatiesysteem eigen maakye en waarmee men al spoedig omgekende resultaten boekte'.
De aanpak van de Mgr Terwindtstichting sloeg aan. Steeds meer kinderen vonden hun weg naar De Wylerberg en de Mgr Terwindtschool.
MARTINUS VAN BEEKSCHOOL KOMT ERBIJ.
Hoe was het ondertussen de Martinus van Beekschool vergaan? De school had zo'n tien jaar goed gedraaid, maar in 1970 brak een groot conflict uit. De toenmalige directeur had in de ogen van de meeste medewerkers enkele leerlingen te streng aangepakt en duldde geen kritiek. Het dagblad De Gelderlander berichtte daarover op 3 April.
ERNSTIG CONFLICT AAN DE MARTINUS VAN BEEKSCHOOL.
Een levensgroot conflict aan de Martinus van Beekschool, een school voor gehoorgestoorde en spraakgebrekkige kinderen aan de Koolemans Beijnenstraat, is tot uitbarsting gekomen. Acht van de twaalf leerkrachten eisen het aftreden van het hoofd, de heer F.M. Decates, die echter door het schoolbestuur wordt gesteund. Volgens de acht leerkrachten is de situatie nu onhoudbaar geworden. 'Wij zijn geen links anarchisten en oproerkraaiers. Wij zijn leerkrachten die het primair gaat om de belangen van de 116 leerlingen. Wij hebben van alles geprobeerd. Maar onze klachten worden steeds gebagatelliseerd, vaak wordt niet eens naar ons geluisterd
Enkele dagen later diende een van de ouders een aanklacht in tegen het hoofd van de school wegens mishandeling van zijn kind.
Uit bovenstaande gebeurtenissen blijkt dat het achterliggende conflict een gebrek was aan aanspraak, zowel van medewerkers als van ouders. Zij wilden, als direct betrokkenen bij de kinderen, meepraten en meebeslissen; de democratiseringsgolf ging ook de instellingen niet voorbij.
Het conflict laaide zo hoog op dat werd overwogen de school te sluiten. Een bemiddelingspoging van de oorspronkelijke initiators Peutz en Brinkman liep op niets uit. De zaak werd voorgelegd aan een Commissie van Beroep, onder leiding van de latere minister- President Dries van Agt (die toentertijd nog hoogleraar was aan de Rechtenfaculteit in Nijmegen). Uiteindelijk worden drie leraren ontslagen. Met de overigen werd de zaak in der minne geschikt. De directeur kreeg een nieuwe benoeming, nu als directeur van het internaat. Jan Spanhoff volgde hem op als nieuwe hoofd van de onderwijsinstelling.
De school had door deze affaire aanzienelijke schade opgelopen. Het leerlingenaantal liep sterk terug. Ouders haalden hun kind van de instelling af. Bovendien kregen verwijzende instanties minder vertrouwen in de school. Als nieuwe directeur van de school stelde Jan Spanhoff alles in het werk van het geschonden vertrouwen weer te herstellen. Volgens Jos Beke, die het conflict uitvoering beschrijft in zijn boek' De Joeephscholen 1877-2002, slaagde die poging. De school bleef niet alleen behouden, maar kwam nu bloei en kreeg zelfs een landelijke voorbeeldfunctie.
Het conflict leidde tot meer inspraak. En er was nog een niet onbelangerijk gevolg' het leidde in 1974 nu de overstap van de Martinus van Beekschool van de Stichting Sint Josephscholen naar de Mgr Terwindstichting. Niet alleen het werk, maar ook de cultuur sloten beter bij elkaar aan. 'Het is niet gezegd', schrift Jos Beke in zijn boek, 'maar misschien is het positieve resultaat van het conflict wel geweest dat het bestuur begreep dat democratisering van de verhoudingen, op straffe van bijna onbeheersbare conflicten, dringend noodzakelijk was, Dat de les ten koste ging van veel pijn en leed voor de betrokkenen, laat zich raden'.
Wordt vervolgd Rene van der Veen.