Lezers en Kijkers.
DE FUSIE: IVD/MTW
In September 1998 vond een historiesche gebeurtenis plaats; de Mgr Terwindtstichting en het Instituut voor Doven fusieseerden tot IVD/MTW. Het betrof een bestuur-
lijke fusie. Dit hield in dat er een Raad van Toezicht en een Raad van Bestuur kwam. Beide instellingen bleven echter vooralsnog twee aparte stichtingen.
De Raad van Bestuur vormde een driemanschap bestaan-
de uit Jan Pierik (directeur IVD), Rob Eggenhuizen
(directielid MTW) en Huub Steemers (die kort voor de fusie ' van buitenaf' was aangetrokken als opvolger van Wim van den Dries). De hechte samenwerking tussen beide instellingen kreeg ze ook gestalte in de personele invulling van het dagelijks bestuur.
Over en weer werden dagen georganiseerd, waarbij medewerkers van IVD een bezoek brachten aan MTW en vice versa. Deze kennismakingsdagen bleken een succes. Naast uitwisseling van kennis en ervaringen groeide er langzaam maar zeker in alle geledingen van de organistaties een hechtere band, al behielden 'Gestel' en
'Nijmegen' hun eigen karakter en cultuur.
KLAVERTJE VIER.
De nieuwe organisatie IVD/MTW liet er geen gras over groeien en zette met kracht de weg naar vernieuwing in. In het Strategisch Beleidplan 1999-2003 werd de koers voor de toekomst uitgezet. Op het omslag van dit plan prijkt een klavertje vier, symbool van geluk voor de client. En daar is het precies om te doen. In het hart bevindt zich de client, omgeven door zijn naasten, vrienden en kenis-
sen. De vier blaadjes vormen 'leren', 'wonen', 'werken' en 'vrije tijd'. De toekomstvisie heeft betrekking op deze ouderdelen. Enkele citaten uit het strategisch plan geven een indruk van de nieuwe koers.
'De client vraagt een breder en gevarieerder pakket aan producten, diensten en voorzieningen, meer afgestemd op zijn/haar vraag (...) Daarom dient de organisatie wendbaar
flexibel en dynamisch te zijn, opdat ze snel adequaat en professioneel op veranderingen kan anticiperen en reageren'.
'Voor nu en de nabije toekomst geldt; de client vraagt, be-
paalt en betaalt. Wij zullen meer marktcobform, met een scherper oog en oor voor wat van ons wordt gevraagd, moeten gaan handelen, Wij zullen meer "vraaggestuurde" zorg en onderwijs moeten gaan bieden.'
'De mogelijkheden die onze clienten ondanks hun hand-
icap hebben, moeten hen in staat stellen zo normaal en optimaal mogelijk te wonen, te leven, te leren , te werken en te recreeren (gelijkwaardig aan alle mensen in de hen omringende maatschappij) en waar maar enigszins mogelijk niet binnen de muren van instellingen.'
'Onze missie is; het bevorderen van een zo groot moge-
lijke zelfstandigheid en zelfredzaamheid van mensen met zintuiglijke en/of communicatieve beprekingen door hen de beste passende toegang te bieden tot alle actuele moge-
lijkheden van taal, communicatie en informatie.' 'Het gene-
rale motto voor de toekomst luidt meer kwaliteit door meer kennis, innovatie en samenwerking.'
Foto 10. SPREIDING VAN ZORG EN ONDERWIJS.
De spreiding van zorgcentra vormde een belangerijk speer
punt van de strategie. De 'extramuralisatie' (het buiten de instellingen aanbieden van zorg en onderwijs) werd voort-
varend ter hand genomen. Het eerste gezamelijke project van IVD en MTW ( in samenwerking met Stichting. Het Maatman uit Enschede) was zorgcentrum De Cirkelboog in 1998. Hier konden auditief/communicatief beperkte kinderen terecht voor dianostiek, vroeg en deelbehandel-
ing. In 1999 en 2000 volgden zorgcentra in Rotterdam
(De Medeklinker), Arnhem (De Winde) en Hoensbroek (Het Klankbeeld) Later kwamen daar nog centra bij in Breda (De Kubus), Terborg ('t Kempske) en Utrecht (Het Klankbeeld Utrecht) De oprichting van deze centra kwam tot stand in samenwerking met andere instellingen, zoals de Koninklijke Ammanstichting (later onderdeel van de
Koninklijke Auris Groep), Effatha Cuyot Groep, Instituut Sint Marie, audiologische centra en universiteiten. Nooit eerder was er zoveel samenwerking met andere Nederlandse doven en slechthorendeninstellingen geweest
Ook op onderwijsgebied kwam er steeds meer samen-
werking en spreiding. Speciale scholen in een bepaalde regio en met min of meer dezelfde doelgroep moesten in een Regionaal Expertise Centrum (REC) gaan samen-
werken. Overal in het land werden deze REC"s gevormd, een uitvloeisel van de Wet op de Expertisecentrum. Hiermee kregen ouders meer invloed op de schoolloop-
baan van hun kind. Ze kregen de keuze tussen een speciale school of een gewone school en de mogelijkheid om de benodigde begeleiding zelf 'in te kopen'
(de 'Rugzak'). Elk REC dient een onafhankelijk commissie voor de indicatiestelling (CvI) in stand te houden. Deze commissie beslist of een kind recht heeft op speciaal onderwijs of in aanmerking komt voor een Rugzak. Het REC helpt anders ouders bij het vinden van de meest geschikte school en organiseert de ambulante begeleiding in het reguliere onderwijs.
Zeventien speciale scholen in Sint Michielsgestel en Vught 9voor doven), Nijmegen/Groesbeek, Eindhoven, Breda, Enschede Arnhem en Hoensbroek (voor slechthorenden en leerlingen met ernstige spraak/taalmoeilijkheden) verenigden zich in het Regionaal Expertisecentrum zuid en Oost Nederland (REC ZeON).
Wordt vervolgd op 2e deel Rene van der Veen.
Rene van der Veen
12 jaar geleden
Lezers en Kijkers. Foto. 7 GEVOLGEN.
Wat betekende dit voor instellingen zoals de Mgr terwindt-
stichting en het Instituut voor Doven? Heel veel. Al in 1990 gat MTW instituut De Wylerberg in de toekomstvisie Zorg voor slechthorende en/of spraaktaalgestoorde meervoudig gehandicapten een voorschot op de gevolgen van dit beleid. Er staat onder meer;
'Zo zou op het gebied van het speciaal onderwijs het voorgenomen overheidsbeleid er toe junnen leiden, dat minder kinderen vanuit het regulier en overige speciaal onderwijs naar scholen voor slechthorende en/of spraak-taalgebrekkige kinderen zullen gaan. (...) De jongeren, die dan nog wel op deze scholen zijn aangewezen, zullen zich kenmerken door enerzijds een lager niveau dan thans gemiddeld in het slechthorenden onderwijs het geval is en anderzijde door een veelvuldiger voorkomen van gedrags en opvoeingsproblemen. Deze combinatie van problematiek enerzijds en reisafstand anderzijds zou dan de vraag versterken naar dagbehandeling in aanvulling op het onderwijs' Volgens de toekomstvisie zou ook de behoeft aan gezinsondersteuning en diverse vormen van begeleid wonen toenemen. Het sterk intramurale karakter zou bovendien moeten veranderen. De zorg diende te worden verbreed 'waarbij enerzijds in verband met hulpvragen vanuit het gezin en het preventieve karakter meer aandcht voor kortdurende opvang moet komen (vakantieopvang, crisisopvang en dergelijkse) andersijds meer aandacht voor dagbehandeling. Tot deze verbreding behoorde ook een uitgebreid en divers zorgaanbod, zoals diagnostiek op een zo vroeg mogelijk tijdstip, advisering van de ouders; therapieen (gezinstherapie, speltherapie, pyshomotorische therapie, pyschotherapie, dagbehandeling, diverse werk en woonvoorzieningen en pleegzorg. Verder lag een regionale spreiding en samenwerking met andere instellingen in het verschiet, 'Hoe de beoogde samenwerking op regionaal en landelijk niveau zich in de praktijk ook en waarschijnelijk heel divers zal ontwukkelen, verwacht kan in ieder geval worden, dat de betrokkenen bij de zorg voor slechthorende en spraaktaal-gehandicapten en slechthorende en spraaktaal meervoudig gehandicapten in belangerijke mate op elkaar aangewezen zullen raken. Daarbij zal er naar verwachting vooral naar gestreefd worden op landelijk niveau een vol-
doende aanbod van diverse benofigde functies te creeren'
Het bleken profetische woorden.
Foto 8. VOORBEREIDING OP VERANDERING.
De Instellingen gingen zich beraden hoe ze het beste konden inspelen op dit beleid. Het antwoord was samenwerking met andere instellingen, spreiding van zorg en onderwijs en het leveren van een zeer divers aanbod dat aan de zorgaanvraag kon voldoen.
Het IVD is bezig zich te veranderen van een organisatie die van oudsher zelf alle voorzieningen in huis heeft, naar een instelling die zich in toenemende mate richt op samen
werking met anderen', zo meldde het jaarverslag van 1994. En een jaar leter; Het IVD ontwikkelt zich van een instelling voor doven naar een expertisecentrum voor auditief en communciatief beperkte kinderen en volwassen. (...) Nieuwe doelgroepen doen een beroep op het IVD. Het aantal volwassen , ernstig spraaktaalgestoorde kinderen en niet auditief beperkte mensen met communciatieproblemen neemt toe. Het Ivd streeft ernaar, hetzij door deconcentratie, hetzij door taakverdeling en samenwerking met andere instellingen een thuisnabij onderwijs en opvoedingsaanbod te realiseren. Zoals uit bovenstaande citaten blijkt, was de organisatie volop in beweging. De populatie van het instituut was in de voorgaande decennia steeds meer verschoven van enkelvoudige doven naar doven met een meervoudige beperking, wat vroeg om de nodige aanpassingen. Ook de samenwerking met andere organisaties kreeg steeds meer gestalte. Overleg met het Ministerie van Onderwijs en wetenschappen leidde in 1995 tot de start van een experiment, namelijk de oprichting van een dovenuit aan de Mgr Hanssenschool voor slechthorenden in Hoensbroek. Dove leerlingen uit de regio konden voortaan op deze school onderwijs volgen. Ze hoefden dus niet uren te reizen van en naar Sint Michielsgestel of daar intern te verblijven.
In 1998 ging he experiment Dovenonderwijs in Oost Nederland van start. De Enkschool in Zwolle en de Dr. P.C.M. Bosschool in Arnhem voor onderwijs aan slechthorende kinderen gingen dat vanaf 1 Augustus 1998 verzorgen. Het ging om een experiment van vier jaar. In een convenaat van staatssecretaris Netelbos van Onderwijs met drie doveninstituten (het Instituut voor Doven, het Koninklijk Instituut voor Doven D.D. Cuyot in Haren, de stichting Effatha in Voorburg) en de beide scholen voor slechthorenden, werd dit vastgelegd. De statssercretaris verleende hierin goedkeurig aan een gezamelijk plan van`deze instellingen. Naast bereikbaar-
heid van dovenonderwijs in Oost Nederland was het doel van het experiment te onderzoeken onder welke voorwaarden tweetalig onderwijs (Nederlandsen Nederlandse gebarentaal) op een school voor slecht-
horende kon worden gegeven. Deze relatief bescheiden vormen van samenwerking kregen spoedig een vervolg op grotere schaal; de fusie tussen MTW en IVD.
Foto 9. OP WEG NAAR SAMENWERKING.
Ingegeven door de overheidsmaatregelen gingen de directies van het Instituut voor Doven Sint Michielsgestel, de Zorginstellingen Mgr Terwindt (Nijmegen) en Instituut Sint Marie (Eindhoven( om de tafel zitten. Was het mogelijk in de toekomst samen verder te gaan? Ja. luidde aanvankelijk het antwoord. Dat juist deze drie instituten elkaar opzochten, lag enigszins voor de hand. Ze hadden een historie band, terwijl ook de Katholieke achtergrond overeenkwam. Bovendien lagen ze geografisch gezien niet al te ver van elkaar af. De besprekingen verliepen zo voorspoedig, dat de drie instellingen begin 1997 een samenwerkingsovereenkomst tekenden. Maar enkele maanden later trok Instituut Sint Marie zich helaas terug, De voorgenomen fusie stuitte op teveel interne bezwaren bij deze organisatie. IVD en MTW voelden echter wel voor een hechte samenwerking en besloten samen verder te gaan. Met voortvarendheid en groot enthouisasme werkten de bestuurders van IVD en MTW toe naar een fusie. Niet zonder reden; de instellingen vulden elkaar goed aan. MTW was vooral gericht op slechthorenden en leerlingen met (ernstige) spraaktaalmoeilijkheden. IVD op doven, terwijl beide organistaties ook aan verschillende groepen meervoudig bepreken ondersteuning boden. Samen bedienden ze dus een brede doelgroep van mensen met een auditief/communicatieve bespreking.
Bovendien konden ze gebruik maken van elkaars specifieke kennis en kunde, terwijl samenwerking ook leidde tot schaalverroting en betere spreidingsnogelijk-
heden in Zuid en Oost Nederland. Beide organistaties vulden elkaar niet alleen aan, ze hadden elkaar ook hard nodig! Zo kampte het MTW met capaciteitsproblemen. Er aren meer aanmeldingen dan beschikbare plaatsen, waardoor clienten op een lange wachtlijst terechtkwamen. samenwerking met het IVD kon dat probleem oplossen. Het IVD op zijn beurt kon gebruikmaken van de nieuwe zorgvormen die binnen het MTW waren ontwikkeld, zoals deelbehandeling (bijvoorbeeld een uur speltherapie per week in combinatie met diagnostiek en ouderbegeleiding) dagbehandeling (na schooltijd) en diverse vormen van begeleid zelfstandig wonen voor jonge volwassen. Door de ontwikkeling van deze nieuwe zorgvormen werden de instellingen toegangelijker en voldeden ze beter aan de behoefte van clienten. Kortom. samen waren beide organisaties meer dan de optelsom der delen ze werden sterker en konden een kwailitatief betere en bredere dienstverlening aanbieden!
Er kwamen echter ook nadelen. Zo hadden beide instel-
lingen een andere cultuur. IVD was een grote organisatie, terwijl MTW kleinschaliger was en korte lijnen kende tussen het management en de medewerkers. In een interview verwoordde Rob Eggenhuizen de verschillen als volgt waarbij hij tevens een belangrijke reden voor de fusie aangaf; 'MTW was een vrij kleine stichting in verge-
lijking met het IVD. Veel MTW medewerkers hadden gemengde gevoelens over de fusiebesprekingen. Ze zagen het IVD als een logge, bureaucratische moloch die altijd alles het beste wist. Ze waren bang dat ze zouden worden opgeslokt. Ik was er echter van overtuigd dat een fusie de enige juiste weg was. Tegen de achtergrond van het nieuwe overheidsbeleid, wist ik dat we het op termijn landelijk niet meer zouden trekken. We moesten niet blijven steken in het hier en nu, maar tien jaar vooruitkijken. Hoe zou MTW er dan uitzien? We waren het aan onze clienten verplicht om ook op langere termijn de best mogelijk zorg en ondersteuning te bieden. alleen samenwerking met IVD maakte dat mogelijk'.
Wordt vervolgd Rene van der Veen.
Rene van der Veen
12 jaar geleden
Lezers en Kijkers. Foto 4.Onderwijs en gebarentaal iop school Eikenheuvel in Vught 1996
VELE WEGEN LEIDEN NAAR ROME.
De stap naar tweetalig onderwijs heeft de meeste com-
notie en onrust van veroorzaakt en het meeste van mijn energie en inzet gevergd. Ik wist dat de beslissing veel zou losmaken. toch moest de stap genomen worden, omdat wetenschappelijk is vastgesteld dat beide methoden yot goede resultaten kunnen leiden, Bovendien zijn er ook kinderen die om welke reden dan ook de orale methode niet onder de hnie kunnen brengen of om cutlurele of pyshologische redenen dichtbij de natuurlijke taal van de doven, de gebarentaal willen staan. Op de achtergrond heeft ook meegespeeld dat in het verleden nog 80% van de kinderen binnen IVD enkelvoudig doof was en slechts 20% meervoudig gehandicapt. Tegenwoordig is dat andersom. Voor een aantal medewerkers is het moeilijk om de beslissing te aanvaarden en ik kan het ook wel begrijpen. Als je decennialang de orale methode hebt toegepast en er goede resultaten mee hebt bereikt dan is het moeilijk te aanvaarden dat ook andere wegen naar Rome kunnen leiden en mogelijk zelfs gelijkwaardig zijn.
Jan Pierik, afscheidsinterview in De Vriend December 2000.
GEEN AANDELEN IN GEBARENTAAL.
'Vanaf 1994 was ik als extern adviseur betrokken bij de invoering van de Nederlandse gebarentaal op het Instituut voor Doven. Toen ik als opvolger van Jan van Dijk werd benoemd werd ik gezien als een soort boegbeeld van de gebarentaal. Sommingen zagen mij als de verlosser voor anderen was ik de duivel in hoogst eigen persoon.
Ook zonder weerstand is zo'n tweetalig traject hartstikke lastig. Je moet het vanaf het gebin opbouwen. Het betekent dat je dove leerkrachten moet binnenhalen die de gebarentaal beheersen. Die staan niet in rijen van tien opgesteld, die moet je vaak eerst nog opleiden, Horende leerkrachten moet je trainen in die taal, evenals de groeps-
leiding. Ook ouders en clienten moet je er van meet af aan in meenemen.
In ongelooflijk korte tijd heeft deze organisatie dat opge-
pakt en voor elkaar gekregen. Als je ziet wat er in de afge-
lopen vijf jaar tot stand is gekomen, dan is dat onvoor-
stelbaar. Dat compliment wil ik deze instelling graag geven
Het gaat erom dat we de kinderen laten profiteren van de meerdere opties die er zijn, zonder dat haar schotten tussen staan. Overigens ben ik weliswaar een voorstander van het gebruik van gebarentaal, maar ik heb er geen aandelen in. Ik ben een voorvechter van kwalitatief goed onderwijs en goede zorg. En van flexibiliteit van eigen keuzes kunnen maken. Kindern gezinnen en de maat-
schappij ontwikkelen zich. Daar moet je rekening mee houden. Ik ben juist voor maatwerk, niet voor dagmatiek. Want voor het ene kind en het ene gezin heb je vaak een ander programma nodig dan voor het andere. Het zijn uiteindelijk de ouders en later de jongeren zelf, die de keuzes maken. Dan moet er ook iets te kiezen zijn'.
Harry Knoors interview 2002
OMMEZWAAI IN ZORGLAND.
DE vernieuwing richting tweetaligheid stond overigens niet op zichzelf. Onder invloed van maatschappelijke ontwikkel-
ingen (zoals de emancipatie van clienten), poltieke invloed
en en nieuwe inzichten, stond de gehele zorgsector en het speciaal onderwijs begin jaren 1990 aan de vooravond van ingrijpende veranderingen.
Het overheidsbeleid was met name gericht op zorgvernieu
wing en vermindering van overheidsuitgaven. Aan de basis stonden aanbevelingen van de commissie Dekker, die de gezondheidszorg op verzoek van de regering onder de loep had genomen. De commissie pleitte - mede uit het oogpunt van bezuinigingen voor een terugtredende overheid' en een andee vorm van financiering, waarbij zorgverzekeraars een groter rol zouden krijgen. Bij de financiering ging het om de zorg die de client ontving. niet om de instelling die deze zorg aanbod. Ook de ziekenfond
sraad deed een flinke duit in het zakje richting zorgver-
nieuwing. De Raad stelde voor om meer 'zorg op maat' te leveren, dichtbij huis en minder gericht op opneming in instellingen. Ook pleitte de Raad voor meer samenwerking tussen diverse instellingen, een evenwichtige spreiding van voorzieningen en een flexibel zorgaanbod. De plannen werden grotendeels overgenomen door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Dit bleef niet zonder gevolgen. Vanaf het midden van de jaren 1990 kenmerkte zich het overheidsbeleid door de volgende uitgangspunten.
'PERSOONSGEBONDEN FINANCIERING.
Niet de instellingen, maar de clienten kregen geld waarmee zij zelf de benodigde zorg konden inkopen. Dit veroorzaakte een enorme ommezwaai in Zorgland. De nieuwe financieringsvorm bleek een doeltreffend instru-
ment tot vernieuwing. Instellingen konden het zich immers niet lang meee veroorloven uitsluitend 'aanbodgericht' te werken, waarbij clienten alleen de zorg konden krijgen die een instelling voorhanden had.
'VRAAG IN PLAATS VAN AANBODGERICHT'.
In plaats van aanbodgerichte organisaties veranderen instellingen in vraaggestuurde zorgverleners. De wensen van clienten en ouders kwamen daarbij meer dan vroeger centraal te staan, zij kozen immers waar ze welke zorg inkochten. Voldoen aan de vraag was daarmee bepalend voor de (financiele) basis en uiteindelijk het voortbestaan van een organisatie. 'Zorg op maat' deed z'n intrede.
Foto 5. "THUISNABIJE VOORZIENINGEN'
De roep van ouders naar thuisnabije zorg- en onderwijs voorzieningen werd steeds luider. Ze wilden hun dove, slechthorende of meervoudig beperkte kind het liefst in de buurt naar school laten gaan. Dat scheelde veel reistijd en kinderen konden dan gewoon thuis in hun vertrouwde omgeving opgroeien. Was het vroeger de gewoonte om Zorg en onderwijs voor clienten binnen de muren van de instellingen te houden en clienten op te nemen (intramurale zorg,) nu moest de zorg juist zoveel mogelijk naar de clienten worden gebracht (extramurele, thuisnabije zorg). De bestaande doven en slechthorendeninstiuten waren echter geografisch niet goed verspreid. Om hierin verbetering te brengen was samenwerking met andere instellingen geboden.
Foto 6. "REGULIER WAAR HET KAN, SPECIAAL WAAR HET MOET'
Dit hield in dat zorg en onderwijs voor mensen met een beperking waar mogelijk 'normaal' moest zijn, al dan niet aangevuld met bijzonder ondersteuning of voorzieningen,
Dove en slechthorende leerlingen die daarvoor in aanmer-
king kwamen, konden onderwijs volgen op een reguliere school. De vorming van regionale expertiscentra waar zowel doven, slechthorenden als meervoudig beperkten terecht konden voor ondersteuning, maakte onderdeel uit van de spreiding en het thuisnabij brengen van zorg en onderwijs.
'SAMENWERKING;
Samenwerking voerde de overheid dit beleid niet van de ene op de andere dag in. Instellingen kregen de tijd om zich aan de nieuwe situatie aan te passen. Maar het werd duidelijk dat er de komende jaren heel wat zou veranderen.
ZORG AFSTEMMEN OP VRAAG.
'Het wordt door alle betrokkenen wenselijk geacht het zorgaanbod meer af te stemmen op de zorgvraag, meer zorg op maat, dichter bij huis en minder gericht op op-
neming in een instelling. Er is voorts de behoefte om meer samenhang te brengen in het zorgaanbod en wel zodanig dat in beginsel iedere verzekerde ongeacht zijn woonplaats dezelfde mogelijkheden heeft om in zijn zorgbehoeften te voorzien. Deze zorgbehoeften dienen het uitgangspunt van de nieuwe regeling te zijn, hetgeen betekent dat het zorgaanbod wordt afgestemd op de vraag. Het voorgaande impliceert dat de voorzieningen evenwichtiger dan nu over Nederland gespreid worden en dat een uniform flexibel zorgaanbod wordt georganiseerd'
Rapport van de Ziekenfondsraad 1995
Wordt Vervolgd Rene van der Veen.
Rene van der Veen
12 jaar geleden
Lezers en Kijkers. IVD EN MTV GAAN VERDER ALS VIATAAL.
Foto 1. Samen nieuwe wegen inslaan...
SAMEN STERK.
Midden jaren 1990 begon een periode van ingrijpende vernieuwing, Tweetaligheid en samenwerking met andere organisaties stonden volop in de aandacht. 'Thuisnabij".
"spreiding' en 'zorg op maat' werden sleutelbegrippen.
Na de bestuurlijke fusie tussen IVd en MTW in 1998 raakten eerder ingezette ontwikkelingen in een stroomversnelling. De vensters gingen verder open. De orhanisatie veranderde van een aanbodgerichte naar een vraaggestuurde zorgverlener. Zorg en onderwijs kwamen buiten de muren; van 'bolwerk' wijzigde de organisatie zich in een 'netwerk' van expertiscentra en samenwerkingver-
banden. Om de eenheid van Ivd/Mtw en de nieuw inge-
slagen richting te onderstrepen, kreeg de organisatie in November 2002 een nieuwe naam: Viataal.
Foto 2. Broederhuis. Rond in 1965 alle Broeders van Ivd verhuizen naar de nieuwe Broederhuis. Toen rond 1955 begon het wat op ivd veranderen van het verbeteringen onderwijs. opvoeding, enz. Dus wisten bijna alle de dove leerlingen helemaal niet zoals ofwel de Broeders wisten van wel. Toen de Directeur Van Overbeek, Mhr v Uden en Mhr v Eijndhoven de allebeiden hebben met het bestuur-
leden van ivd op de tafel overgelegd, maar de priester-
leraar Mhr van Lierop was helemaal niet mee eens. als hij
(bijvoorbeeld) de directeur van ivd zal helemaal niet doen.
Hij was zeer diepgelovig en zielzorger. Daarom ging hij in 1955 als de rector van St Marie Slechthorende school in Eindhoven. Het Instituut begon het wel erg veel veranderd van hernieuwde en verbeteringen van het dovenonderwijs en voorgezet onderwijs en nog veel meer de verschillende scholen in Vught, Groesbeek, Nijmegen en andere plaatsen. In eind van 1987 verlaten de Broeders van het Ivd naar de Broederhuis in vele plaatsen. In 1993 de Broederhuis wordt overgenomen voor de afdeling Research, Development & Support.
Foto 3. ' GESTEL GAAT GEBAREN'; BEGIN VAN EEN NIEUW PERIODE.
In de jaren 1970 maakte in de Verenigde Staten een nieuwe methode furore; Total Communication (TC). Deze methode had als uitgangsput dat alle vormen een commu-
nicatie geoorloofd waren om doven tot communicatie te brengen. Het maakte niet uit of dat gebarentaal, vinger-
spelling, spreken, lezen, schrijven of welke vorm dan ook was. Deze nieuwe methode leidde tot veel discussies binnen de dovenwereld.
In Nederland gingen de meeste dovenscholen begin jaren 1980 over op TC. Het Instituut voor Doven (IVD), al decen
nialang een vooraanstand oraal instituut., wees deze methode af. De vrees bestond dat door TC geen enkele taal goed geleerd werd, noch het gesproken en geschreven Nederlands, noch gebarentaal. Bovendien was het IVD gericht op integratie van doven in de horende maatschappij, terwijl bij TC doventolken nodig waren. Medewerkers van het IVD hadden grote bijdragen geleverd aan de verdere ontwikkeling van de zuivere spreekmethode. Ze hadden er uitstekende resultaten mee geboekt; dat was niet iets om zomaar op te geven.
Deze 'methodestrijd' tussen de doveninstellingen kreeg ook bij een breder publiek bekendheid door een tv- uitzen-
ding van Karel van de Graaf in 1985. Er kwamen alleen voorstanders van gebarentaal aan het woord, terwijl Sint Michielsgestel werd aangeduid als 'dat ene instituut in Nederland' dat weigerde gebarentaal in te voeren. De Vriend gaf een weergave van een levendige briefwisseling over dit onderwerp.
In een boze brief aan Karel van de Graaf schreef Han Alferink, leerkracht van school Eikenheuvel' 'Als u de moeite neemt om"dat ene instituut in Nederland" te bezoeken, zult u op z'n minst tot de ondekking komen dat Sint Michielsgestel geen strafkamp is waar kinderen met blauwe vingers rondliepen, omdat ze er bijna de hele dag op moeten zitten, dat er wel degelijk gebaren gemaakt en geleed worden op sommige afdelingen door somminge kinderen; dat we niet zomaar de (moeilijkere) weg van de zuiver orde methode prefereren boven een gebarentaal systeem, dat we de keuze van doven accepteren en respecteren, wanneer hij of zij uiteindelijk kiest voor het leven binnen de dovenwereld, waar hij of zij zich thuis voelt; dat we ons er totaal niet voor schamen, als er kinderen ons instituut verlaten, die zodanig oraal kunnen communiceren, zonder doventolk, dat ze zelfstandig hun weg zoeken in de maatschappij.
In een recatie op deze brief schreef mevrouw Slot-Baarten moeder van twee dove kinderen. 'Ik vond het allerminst een kletsprogramma. Een aspect, Ik denk get allerbelang-
rijkste, wil ik er uitlichten. Namelijk waar de heer Weseman
zegt; "Mogen de dove mensen nu eindelijk eens zelf uitma
ken, hoe ze hun communicatie willen voeren" Dat heeft me erg getroffen. We dienen, dacht ik, als horenden, iets bescheidener te zijn in welke communicatie wij goed vinden voor doven. Weet u hoe dodelijk vermoeiend liplezen is en daarnaast toch nog vaak misverstanden oplevert! De tv-kijkende leek za, volgens uw woorden, onmiddelijk kiezen voor onderwijs in gebaren. Ik denk, dat de tv-kijkende leek vooral zal konkluderen, in woorden en gebaren en tolken dan geen kommuniakati, want het laatste betekent' geen mens kunnen zijn.'
Gebarentaal en tweetaligheid bleven hete hangijzers. Tweetaligheid betekent dat er in het onderwijs van meet af aan twee talen, naast elkaar worden aangeboden; gespreken Nederlands en Nederlandse Gebarentaal. Maatschappelijke ontwikkelingen, de emancipatie van doven, de verandering van dovenpopulatie en nieuwe wetenschappelijke inzichten, maakten echter steeds duidelijker dat tweetaligheid de toekomst had, Vanaf 1991 groeide bij directie en wetenschappelijke staf het besef dat ook het IVD de weg naar tweetaligheid in moest slaan. In kleine kring werd deze gedachten ter disussie gesteld en aan nader onderzoek onderwerpen.
Doordat de discussie zich in klein kring afspeelde, werden veel mederwerkes en ouders verrast door de plotselinge overgang naar tweetaligheid vanaf 1996. Eerst werd dit in-
gevoerd op afdelingen voor meervoudig beperken, daarna volgden ook onderwijs en zorg aan 'normaal begaafde doven' Medewerkers die jarenlang volgens de orale methode les hadden gegeven en heilig overtuigd waren van de voordelen van dit systeem, moesten nu zelf gebarentaal gaan leren. Ook ouders hadden gemengde gevoelens, Sommingen hadden er bewust voor geozen hun kind orale onderwijs te laten volgen met het oog op maatschappelijke integratie, terwijl anderen opgelucht waren dat het instituut nu eindelijk ook gebarentaal had omarmd.
'Het recht van ouders/clienten om keuzes te maken wordt hiermee onderstreept'. aldus het jaarverslag van 1996. Dat houdt in dat er aprake moet zijn van een kwalitatief hoog en gelijkwaardig aanbod van alternatieven, die elkaar overigens niet hoeven uit te sluiten. Kinderen moeten een goed tweetalig onderwijsaanbod kunnen krijgen. maar ook een goed dooracht aanbod van gesproken en geschreven Nederlands.'Hiermee werd het nieuwe beleid verwoord.
Het had echter heel wat voeten in de aarde voordat het zo
ver was. De invoering van tweetaligheid binnen het IVD was niet minder dan een revolutie, ook gezien de snelheid en het nogal overrompelde karakter waarmee dit was gebeurd. Het duurde echter nog enkele jaren voordat alle medewerkers waren ingespeeld op de nieuwe situatie.
Wordt vervolgd. Rene van der Veen.
Reactie plaatsen
Reacties
Lezers en Kijkers.
DE FUSIE: IVD/MTW
In September 1998 vond een historiesche gebeurtenis plaats; de Mgr Terwindtstichting en het Instituut voor Doven fusieseerden tot IVD/MTW. Het betrof een bestuur-
lijke fusie. Dit hield in dat er een Raad van Toezicht en een Raad van Bestuur kwam. Beide instellingen bleven echter vooralsnog twee aparte stichtingen.
De Raad van Bestuur vormde een driemanschap bestaan-
de uit Jan Pierik (directeur IVD), Rob Eggenhuizen
(directielid MTW) en Huub Steemers (die kort voor de fusie ' van buitenaf' was aangetrokken als opvolger van Wim van den Dries). De hechte samenwerking tussen beide instellingen kreeg ze ook gestalte in de personele invulling van het dagelijks bestuur.
Over en weer werden dagen georganiseerd, waarbij medewerkers van IVD een bezoek brachten aan MTW en vice versa. Deze kennismakingsdagen bleken een succes. Naast uitwisseling van kennis en ervaringen groeide er langzaam maar zeker in alle geledingen van de organistaties een hechtere band, al behielden 'Gestel' en
'Nijmegen' hun eigen karakter en cultuur.
KLAVERTJE VIER.
De nieuwe organisatie IVD/MTW liet er geen gras over groeien en zette met kracht de weg naar vernieuwing in. In het Strategisch Beleidplan 1999-2003 werd de koers voor de toekomst uitgezet. Op het omslag van dit plan prijkt een klavertje vier, symbool van geluk voor de client. En daar is het precies om te doen. In het hart bevindt zich de client, omgeven door zijn naasten, vrienden en kenis-
sen. De vier blaadjes vormen 'leren', 'wonen', 'werken' en 'vrije tijd'. De toekomstvisie heeft betrekking op deze ouderdelen. Enkele citaten uit het strategisch plan geven een indruk van de nieuwe koers.
'De client vraagt een breder en gevarieerder pakket aan producten, diensten en voorzieningen, meer afgestemd op zijn/haar vraag (...) Daarom dient de organisatie wendbaar
flexibel en dynamisch te zijn, opdat ze snel adequaat en professioneel op veranderingen kan anticiperen en reageren'.
'Voor nu en de nabije toekomst geldt; de client vraagt, be-
paalt en betaalt. Wij zullen meer marktcobform, met een scherper oog en oor voor wat van ons wordt gevraagd, moeten gaan handelen, Wij zullen meer "vraaggestuurde" zorg en onderwijs moeten gaan bieden.'
'De mogelijkheden die onze clienten ondanks hun hand-
icap hebben, moeten hen in staat stellen zo normaal en optimaal mogelijk te wonen, te leven, te leren , te werken en te recreeren (gelijkwaardig aan alle mensen in de hen omringende maatschappij) en waar maar enigszins mogelijk niet binnen de muren van instellingen.'
'Onze missie is; het bevorderen van een zo groot moge-
lijke zelfstandigheid en zelfredzaamheid van mensen met zintuiglijke en/of communicatieve beprekingen door hen de beste passende toegang te bieden tot alle actuele moge-
lijkheden van taal, communicatie en informatie.' 'Het gene-
rale motto voor de toekomst luidt meer kwaliteit door meer kennis, innovatie en samenwerking.'
Foto 10. SPREIDING VAN ZORG EN ONDERWIJS.
De spreiding van zorgcentra vormde een belangerijk speer
punt van de strategie. De 'extramuralisatie' (het buiten de instellingen aanbieden van zorg en onderwijs) werd voort-
varend ter hand genomen. Het eerste gezamelijke project van IVD en MTW ( in samenwerking met Stichting. Het Maatman uit Enschede) was zorgcentrum De Cirkelboog in 1998. Hier konden auditief/communicatief beperkte kinderen terecht voor dianostiek, vroeg en deelbehandel-
ing. In 1999 en 2000 volgden zorgcentra in Rotterdam
(De Medeklinker), Arnhem (De Winde) en Hoensbroek (Het Klankbeeld) Later kwamen daar nog centra bij in Breda (De Kubus), Terborg ('t Kempske) en Utrecht (Het Klankbeeld Utrecht) De oprichting van deze centra kwam tot stand in samenwerking met andere instellingen, zoals de Koninklijke Ammanstichting (later onderdeel van de
Koninklijke Auris Groep), Effatha Cuyot Groep, Instituut Sint Marie, audiologische centra en universiteiten. Nooit eerder was er zoveel samenwerking met andere Nederlandse doven en slechthorendeninstellingen geweest
Ook op onderwijsgebied kwam er steeds meer samen-
werking en spreiding. Speciale scholen in een bepaalde regio en met min of meer dezelfde doelgroep moesten in een Regionaal Expertise Centrum (REC) gaan samen-
werken. Overal in het land werden deze REC"s gevormd, een uitvloeisel van de Wet op de Expertisecentrum. Hiermee kregen ouders meer invloed op de schoolloop-
baan van hun kind. Ze kregen de keuze tussen een speciale school of een gewone school en de mogelijkheid om de benodigde begeleiding zelf 'in te kopen'
(de 'Rugzak'). Elk REC dient een onafhankelijk commissie voor de indicatiestelling (CvI) in stand te houden. Deze commissie beslist of een kind recht heeft op speciaal onderwijs of in aanmerking komt voor een Rugzak. Het REC helpt anders ouders bij het vinden van de meest geschikte school en organiseert de ambulante begeleiding in het reguliere onderwijs.
Zeventien speciale scholen in Sint Michielsgestel en Vught 9voor doven), Nijmegen/Groesbeek, Eindhoven, Breda, Enschede Arnhem en Hoensbroek (voor slechthorenden en leerlingen met ernstige spraak/taalmoeilijkheden) verenigden zich in het Regionaal Expertisecentrum zuid en Oost Nederland (REC ZeON).
Wordt vervolgd op 2e deel Rene van der Veen.
Lezers en Kijkers. Foto. 7 GEVOLGEN.
Wat betekende dit voor instellingen zoals de Mgr terwindt-
stichting en het Instituut voor Doven? Heel veel. Al in 1990 gat MTW instituut De Wylerberg in de toekomstvisie Zorg voor slechthorende en/of spraaktaalgestoorde meervoudig gehandicapten een voorschot op de gevolgen van dit beleid. Er staat onder meer;
'Zo zou op het gebied van het speciaal onderwijs het voorgenomen overheidsbeleid er toe junnen leiden, dat minder kinderen vanuit het regulier en overige speciaal onderwijs naar scholen voor slechthorende en/of spraak-taalgebrekkige kinderen zullen gaan. (...) De jongeren, die dan nog wel op deze scholen zijn aangewezen, zullen zich kenmerken door enerzijds een lager niveau dan thans gemiddeld in het slechthorenden onderwijs het geval is en anderzijde door een veelvuldiger voorkomen van gedrags en opvoeingsproblemen. Deze combinatie van problematiek enerzijds en reisafstand anderzijds zou dan de vraag versterken naar dagbehandeling in aanvulling op het onderwijs' Volgens de toekomstvisie zou ook de behoeft aan gezinsondersteuning en diverse vormen van begeleid wonen toenemen. Het sterk intramurale karakter zou bovendien moeten veranderen. De zorg diende te worden verbreed 'waarbij enerzijds in verband met hulpvragen vanuit het gezin en het preventieve karakter meer aandcht voor kortdurende opvang moet komen (vakantieopvang, crisisopvang en dergelijkse) andersijds meer aandacht voor dagbehandeling. Tot deze verbreding behoorde ook een uitgebreid en divers zorgaanbod, zoals diagnostiek op een zo vroeg mogelijk tijdstip, advisering van de ouders; therapieen (gezinstherapie, speltherapie, pyshomotorische therapie, pyschotherapie, dagbehandeling, diverse werk en woonvoorzieningen en pleegzorg. Verder lag een regionale spreiding en samenwerking met andere instellingen in het verschiet, 'Hoe de beoogde samenwerking op regionaal en landelijk niveau zich in de praktijk ook en waarschijnelijk heel divers zal ontwukkelen, verwacht kan in ieder geval worden, dat de betrokkenen bij de zorg voor slechthorende en spraaktaal-gehandicapten en slechthorende en spraaktaal meervoudig gehandicapten in belangerijke mate op elkaar aangewezen zullen raken. Daarbij zal er naar verwachting vooral naar gestreefd worden op landelijk niveau een vol-
doende aanbod van diverse benofigde functies te creeren'
Het bleken profetische woorden.
Foto 8. VOORBEREIDING OP VERANDERING.
De Instellingen gingen zich beraden hoe ze het beste konden inspelen op dit beleid. Het antwoord was samenwerking met andere instellingen, spreiding van zorg en onderwijs en het leveren van een zeer divers aanbod dat aan de zorgaanvraag kon voldoen.
Het IVD is bezig zich te veranderen van een organisatie die van oudsher zelf alle voorzieningen in huis heeft, naar een instelling die zich in toenemende mate richt op samen
werking met anderen', zo meldde het jaarverslag van 1994. En een jaar leter; Het IVD ontwikkelt zich van een instelling voor doven naar een expertisecentrum voor auditief en communciatief beperkte kinderen en volwassen. (...) Nieuwe doelgroepen doen een beroep op het IVD. Het aantal volwassen , ernstig spraaktaalgestoorde kinderen en niet auditief beperkte mensen met communciatieproblemen neemt toe. Het Ivd streeft ernaar, hetzij door deconcentratie, hetzij door taakverdeling en samenwerking met andere instellingen een thuisnabij onderwijs en opvoedingsaanbod te realiseren. Zoals uit bovenstaande citaten blijkt, was de organisatie volop in beweging. De populatie van het instituut was in de voorgaande decennia steeds meer verschoven van enkelvoudige doven naar doven met een meervoudige beperking, wat vroeg om de nodige aanpassingen. Ook de samenwerking met andere organisaties kreeg steeds meer gestalte. Overleg met het Ministerie van Onderwijs en wetenschappen leidde in 1995 tot de start van een experiment, namelijk de oprichting van een dovenuit aan de Mgr Hanssenschool voor slechthorenden in Hoensbroek. Dove leerlingen uit de regio konden voortaan op deze school onderwijs volgen. Ze hoefden dus niet uren te reizen van en naar Sint Michielsgestel of daar intern te verblijven.
In 1998 ging he experiment Dovenonderwijs in Oost Nederland van start. De Enkschool in Zwolle en de Dr. P.C.M. Bosschool in Arnhem voor onderwijs aan slechthorende kinderen gingen dat vanaf 1 Augustus 1998 verzorgen. Het ging om een experiment van vier jaar. In een convenaat van staatssecretaris Netelbos van Onderwijs met drie doveninstituten (het Instituut voor Doven, het Koninklijk Instituut voor Doven D.D. Cuyot in Haren, de stichting Effatha in Voorburg) en de beide scholen voor slechthorenden, werd dit vastgelegd. De statssercretaris verleende hierin goedkeurig aan een gezamelijk plan van`deze instellingen. Naast bereikbaar-
heid van dovenonderwijs in Oost Nederland was het doel van het experiment te onderzoeken onder welke voorwaarden tweetalig onderwijs (Nederlandsen Nederlandse gebarentaal) op een school voor slecht-
horende kon worden gegeven. Deze relatief bescheiden vormen van samenwerking kregen spoedig een vervolg op grotere schaal; de fusie tussen MTW en IVD.
Foto 9. OP WEG NAAR SAMENWERKING.
Ingegeven door de overheidsmaatregelen gingen de directies van het Instituut voor Doven Sint Michielsgestel, de Zorginstellingen Mgr Terwindt (Nijmegen) en Instituut Sint Marie (Eindhoven( om de tafel zitten. Was het mogelijk in de toekomst samen verder te gaan? Ja. luidde aanvankelijk het antwoord. Dat juist deze drie instituten elkaar opzochten, lag enigszins voor de hand. Ze hadden een historie band, terwijl ook de Katholieke achtergrond overeenkwam. Bovendien lagen ze geografisch gezien niet al te ver van elkaar af. De besprekingen verliepen zo voorspoedig, dat de drie instellingen begin 1997 een samenwerkingsovereenkomst tekenden. Maar enkele maanden later trok Instituut Sint Marie zich helaas terug, De voorgenomen fusie stuitte op teveel interne bezwaren bij deze organisatie. IVD en MTW voelden echter wel voor een hechte samenwerking en besloten samen verder te gaan. Met voortvarendheid en groot enthouisasme werkten de bestuurders van IVD en MTW toe naar een fusie. Niet zonder reden; de instellingen vulden elkaar goed aan. MTW was vooral gericht op slechthorenden en leerlingen met (ernstige) spraaktaalmoeilijkheden. IVD op doven, terwijl beide organistaties ook aan verschillende groepen meervoudig bepreken ondersteuning boden. Samen bedienden ze dus een brede doelgroep van mensen met een auditief/communicatieve bespreking.
Bovendien konden ze gebruik maken van elkaars specifieke kennis en kunde, terwijl samenwerking ook leidde tot schaalverroting en betere spreidingsnogelijk-
heden in Zuid en Oost Nederland. Beide organistaties vulden elkaar niet alleen aan, ze hadden elkaar ook hard nodig! Zo kampte het MTW met capaciteitsproblemen. Er aren meer aanmeldingen dan beschikbare plaatsen, waardoor clienten op een lange wachtlijst terechtkwamen. samenwerking met het IVD kon dat probleem oplossen. Het IVD op zijn beurt kon gebruikmaken van de nieuwe zorgvormen die binnen het MTW waren ontwikkeld, zoals deelbehandeling (bijvoorbeeld een uur speltherapie per week in combinatie met diagnostiek en ouderbegeleiding) dagbehandeling (na schooltijd) en diverse vormen van begeleid zelfstandig wonen voor jonge volwassen. Door de ontwikkeling van deze nieuwe zorgvormen werden de instellingen toegangelijker en voldeden ze beter aan de behoefte van clienten. Kortom. samen waren beide organisaties meer dan de optelsom der delen ze werden sterker en konden een kwailitatief betere en bredere dienstverlening aanbieden!
Er kwamen echter ook nadelen. Zo hadden beide instel-
lingen een andere cultuur. IVD was een grote organisatie, terwijl MTW kleinschaliger was en korte lijnen kende tussen het management en de medewerkers. In een interview verwoordde Rob Eggenhuizen de verschillen als volgt waarbij hij tevens een belangrijke reden voor de fusie aangaf; 'MTW was een vrij kleine stichting in verge-
lijking met het IVD. Veel MTW medewerkers hadden gemengde gevoelens over de fusiebesprekingen. Ze zagen het IVD als een logge, bureaucratische moloch die altijd alles het beste wist. Ze waren bang dat ze zouden worden opgeslokt. Ik was er echter van overtuigd dat een fusie de enige juiste weg was. Tegen de achtergrond van het nieuwe overheidsbeleid, wist ik dat we het op termijn landelijk niet meer zouden trekken. We moesten niet blijven steken in het hier en nu, maar tien jaar vooruitkijken. Hoe zou MTW er dan uitzien? We waren het aan onze clienten verplicht om ook op langere termijn de best mogelijk zorg en ondersteuning te bieden. alleen samenwerking met IVD maakte dat mogelijk'.
Wordt vervolgd Rene van der Veen.
Lezers en Kijkers. Foto 4.Onderwijs en gebarentaal iop school Eikenheuvel in Vught 1996
VELE WEGEN LEIDEN NAAR ROME.
De stap naar tweetalig onderwijs heeft de meeste com-
notie en onrust van veroorzaakt en het meeste van mijn energie en inzet gevergd. Ik wist dat de beslissing veel zou losmaken. toch moest de stap genomen worden, omdat wetenschappelijk is vastgesteld dat beide methoden yot goede resultaten kunnen leiden, Bovendien zijn er ook kinderen die om welke reden dan ook de orale methode niet onder de hnie kunnen brengen of om cutlurele of pyshologische redenen dichtbij de natuurlijke taal van de doven, de gebarentaal willen staan. Op de achtergrond heeft ook meegespeeld dat in het verleden nog 80% van de kinderen binnen IVD enkelvoudig doof was en slechts 20% meervoudig gehandicapt. Tegenwoordig is dat andersom. Voor een aantal medewerkers is het moeilijk om de beslissing te aanvaarden en ik kan het ook wel begrijpen. Als je decennialang de orale methode hebt toegepast en er goede resultaten mee hebt bereikt dan is het moeilijk te aanvaarden dat ook andere wegen naar Rome kunnen leiden en mogelijk zelfs gelijkwaardig zijn.
Jan Pierik, afscheidsinterview in De Vriend December 2000.
GEEN AANDELEN IN GEBARENTAAL.
'Vanaf 1994 was ik als extern adviseur betrokken bij de invoering van de Nederlandse gebarentaal op het Instituut voor Doven. Toen ik als opvolger van Jan van Dijk werd benoemd werd ik gezien als een soort boegbeeld van de gebarentaal. Sommingen zagen mij als de verlosser voor anderen was ik de duivel in hoogst eigen persoon.
Ook zonder weerstand is zo'n tweetalig traject hartstikke lastig. Je moet het vanaf het gebin opbouwen. Het betekent dat je dove leerkrachten moet binnenhalen die de gebarentaal beheersen. Die staan niet in rijen van tien opgesteld, die moet je vaak eerst nog opleiden, Horende leerkrachten moet je trainen in die taal, evenals de groeps-
leiding. Ook ouders en clienten moet je er van meet af aan in meenemen.
In ongelooflijk korte tijd heeft deze organisatie dat opge-
pakt en voor elkaar gekregen. Als je ziet wat er in de afge-
lopen vijf jaar tot stand is gekomen, dan is dat onvoor-
stelbaar. Dat compliment wil ik deze instelling graag geven
Het gaat erom dat we de kinderen laten profiteren van de meerdere opties die er zijn, zonder dat haar schotten tussen staan. Overigens ben ik weliswaar een voorstander van het gebruik van gebarentaal, maar ik heb er geen aandelen in. Ik ben een voorvechter van kwalitatief goed onderwijs en goede zorg. En van flexibiliteit van eigen keuzes kunnen maken. Kindern gezinnen en de maat-
schappij ontwikkelen zich. Daar moet je rekening mee houden. Ik ben juist voor maatwerk, niet voor dagmatiek. Want voor het ene kind en het ene gezin heb je vaak een ander programma nodig dan voor het andere. Het zijn uiteindelijk de ouders en later de jongeren zelf, die de keuzes maken. Dan moet er ook iets te kiezen zijn'.
Harry Knoors interview 2002
OMMEZWAAI IN ZORGLAND.
DE vernieuwing richting tweetaligheid stond overigens niet op zichzelf. Onder invloed van maatschappelijke ontwikkel-
ingen (zoals de emancipatie van clienten), poltieke invloed
en en nieuwe inzichten, stond de gehele zorgsector en het speciaal onderwijs begin jaren 1990 aan de vooravond van ingrijpende veranderingen.
Het overheidsbeleid was met name gericht op zorgvernieu
wing en vermindering van overheidsuitgaven. Aan de basis stonden aanbevelingen van de commissie Dekker, die de gezondheidszorg op verzoek van de regering onder de loep had genomen. De commissie pleitte - mede uit het oogpunt van bezuinigingen voor een terugtredende overheid' en een andee vorm van financiering, waarbij zorgverzekeraars een groter rol zouden krijgen. Bij de financiering ging het om de zorg die de client ontving. niet om de instelling die deze zorg aanbod. Ook de ziekenfond
sraad deed een flinke duit in het zakje richting zorgver-
nieuwing. De Raad stelde voor om meer 'zorg op maat' te leveren, dichtbij huis en minder gericht op opneming in instellingen. Ook pleitte de Raad voor meer samenwerking tussen diverse instellingen, een evenwichtige spreiding van voorzieningen en een flexibel zorgaanbod. De plannen werden grotendeels overgenomen door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Dit bleef niet zonder gevolgen. Vanaf het midden van de jaren 1990 kenmerkte zich het overheidsbeleid door de volgende uitgangspunten.
'PERSOONSGEBONDEN FINANCIERING.
Niet de instellingen, maar de clienten kregen geld waarmee zij zelf de benodigde zorg konden inkopen. Dit veroorzaakte een enorme ommezwaai in Zorgland. De nieuwe financieringsvorm bleek een doeltreffend instru-
ment tot vernieuwing. Instellingen konden het zich immers niet lang meee veroorloven uitsluitend 'aanbodgericht' te werken, waarbij clienten alleen de zorg konden krijgen die een instelling voorhanden had.
'VRAAG IN PLAATS VAN AANBODGERICHT'.
In plaats van aanbodgerichte organisaties veranderen instellingen in vraaggestuurde zorgverleners. De wensen van clienten en ouders kwamen daarbij meer dan vroeger centraal te staan, zij kozen immers waar ze welke zorg inkochten. Voldoen aan de vraag was daarmee bepalend voor de (financiele) basis en uiteindelijk het voortbestaan van een organisatie. 'Zorg op maat' deed z'n intrede.
Foto 5. "THUISNABIJE VOORZIENINGEN'
De roep van ouders naar thuisnabije zorg- en onderwijs voorzieningen werd steeds luider. Ze wilden hun dove, slechthorende of meervoudig beperkte kind het liefst in de buurt naar school laten gaan. Dat scheelde veel reistijd en kinderen konden dan gewoon thuis in hun vertrouwde omgeving opgroeien. Was het vroeger de gewoonte om Zorg en onderwijs voor clienten binnen de muren van de instellingen te houden en clienten op te nemen (intramurale zorg,) nu moest de zorg juist zoveel mogelijk naar de clienten worden gebracht (extramurele, thuisnabije zorg). De bestaande doven en slechthorendeninstiuten waren echter geografisch niet goed verspreid. Om hierin verbetering te brengen was samenwerking met andere instellingen geboden.
Foto 6. "REGULIER WAAR HET KAN, SPECIAAL WAAR HET MOET'
Dit hield in dat zorg en onderwijs voor mensen met een beperking waar mogelijk 'normaal' moest zijn, al dan niet aangevuld met bijzonder ondersteuning of voorzieningen,
Dove en slechthorende leerlingen die daarvoor in aanmer-
king kwamen, konden onderwijs volgen op een reguliere school. De vorming van regionale expertiscentra waar zowel doven, slechthorenden als meervoudig beperkten terecht konden voor ondersteuning, maakte onderdeel uit van de spreiding en het thuisnabij brengen van zorg en onderwijs.
'SAMENWERKING;
Samenwerking voerde de overheid dit beleid niet van de ene op de andere dag in. Instellingen kregen de tijd om zich aan de nieuwe situatie aan te passen. Maar het werd duidelijk dat er de komende jaren heel wat zou veranderen.
ZORG AFSTEMMEN OP VRAAG.
'Het wordt door alle betrokkenen wenselijk geacht het zorgaanbod meer af te stemmen op de zorgvraag, meer zorg op maat, dichter bij huis en minder gericht op op-
neming in een instelling. Er is voorts de behoefte om meer samenhang te brengen in het zorgaanbod en wel zodanig dat in beginsel iedere verzekerde ongeacht zijn woonplaats dezelfde mogelijkheden heeft om in zijn zorgbehoeften te voorzien. Deze zorgbehoeften dienen het uitgangspunt van de nieuwe regeling te zijn, hetgeen betekent dat het zorgaanbod wordt afgestemd op de vraag. Het voorgaande impliceert dat de voorzieningen evenwichtiger dan nu over Nederland gespreid worden en dat een uniform flexibel zorgaanbod wordt georganiseerd'
Rapport van de Ziekenfondsraad 1995
Wordt Vervolgd Rene van der Veen.
Lezers en Kijkers. IVD EN MTV GAAN VERDER ALS VIATAAL.
Foto 1. Samen nieuwe wegen inslaan...
SAMEN STERK.
Midden jaren 1990 begon een periode van ingrijpende vernieuwing, Tweetaligheid en samenwerking met andere organisaties stonden volop in de aandacht. 'Thuisnabij".
"spreiding' en 'zorg op maat' werden sleutelbegrippen.
Na de bestuurlijke fusie tussen IVd en MTW in 1998 raakten eerder ingezette ontwikkelingen in een stroomversnelling. De vensters gingen verder open. De orhanisatie veranderde van een aanbodgerichte naar een vraaggestuurde zorgverlener. Zorg en onderwijs kwamen buiten de muren; van 'bolwerk' wijzigde de organisatie zich in een 'netwerk' van expertiscentra en samenwerkingver-
banden. Om de eenheid van Ivd/Mtw en de nieuw inge-
slagen richting te onderstrepen, kreeg de organisatie in November 2002 een nieuwe naam: Viataal.
Foto 2. Broederhuis. Rond in 1965 alle Broeders van Ivd verhuizen naar de nieuwe Broederhuis. Toen rond 1955 begon het wat op ivd veranderen van het verbeteringen onderwijs. opvoeding, enz. Dus wisten bijna alle de dove leerlingen helemaal niet zoals ofwel de Broeders wisten van wel. Toen de Directeur Van Overbeek, Mhr v Uden en Mhr v Eijndhoven de allebeiden hebben met het bestuur-
leden van ivd op de tafel overgelegd, maar de priester-
leraar Mhr van Lierop was helemaal niet mee eens. als hij
(bijvoorbeeld) de directeur van ivd zal helemaal niet doen.
Hij was zeer diepgelovig en zielzorger. Daarom ging hij in 1955 als de rector van St Marie Slechthorende school in Eindhoven. Het Instituut begon het wel erg veel veranderd van hernieuwde en verbeteringen van het dovenonderwijs en voorgezet onderwijs en nog veel meer de verschillende scholen in Vught, Groesbeek, Nijmegen en andere plaatsen. In eind van 1987 verlaten de Broeders van het Ivd naar de Broederhuis in vele plaatsen. In 1993 de Broederhuis wordt overgenomen voor de afdeling Research, Development & Support.
Foto 3. ' GESTEL GAAT GEBAREN'; BEGIN VAN EEN NIEUW PERIODE.
In de jaren 1970 maakte in de Verenigde Staten een nieuwe methode furore; Total Communication (TC). Deze methode had als uitgangsput dat alle vormen een commu-
nicatie geoorloofd waren om doven tot communicatie te brengen. Het maakte niet uit of dat gebarentaal, vinger-
spelling, spreken, lezen, schrijven of welke vorm dan ook was. Deze nieuwe methode leidde tot veel discussies binnen de dovenwereld.
In Nederland gingen de meeste dovenscholen begin jaren 1980 over op TC. Het Instituut voor Doven (IVD), al decen
nialang een vooraanstand oraal instituut., wees deze methode af. De vrees bestond dat door TC geen enkele taal goed geleerd werd, noch het gesproken en geschreven Nederlands, noch gebarentaal. Bovendien was het IVD gericht op integratie van doven in de horende maatschappij, terwijl bij TC doventolken nodig waren. Medewerkers van het IVD hadden grote bijdragen geleverd aan de verdere ontwikkeling van de zuivere spreekmethode. Ze hadden er uitstekende resultaten mee geboekt; dat was niet iets om zomaar op te geven.
Deze 'methodestrijd' tussen de doveninstellingen kreeg ook bij een breder publiek bekendheid door een tv- uitzen-
ding van Karel van de Graaf in 1985. Er kwamen alleen voorstanders van gebarentaal aan het woord, terwijl Sint Michielsgestel werd aangeduid als 'dat ene instituut in Nederland' dat weigerde gebarentaal in te voeren. De Vriend gaf een weergave van een levendige briefwisseling over dit onderwerp.
In een boze brief aan Karel van de Graaf schreef Han Alferink, leerkracht van school Eikenheuvel' 'Als u de moeite neemt om"dat ene instituut in Nederland" te bezoeken, zult u op z'n minst tot de ondekking komen dat Sint Michielsgestel geen strafkamp is waar kinderen met blauwe vingers rondliepen, omdat ze er bijna de hele dag op moeten zitten, dat er wel degelijk gebaren gemaakt en geleed worden op sommige afdelingen door somminge kinderen; dat we niet zomaar de (moeilijkere) weg van de zuiver orde methode prefereren boven een gebarentaal systeem, dat we de keuze van doven accepteren en respecteren, wanneer hij of zij uiteindelijk kiest voor het leven binnen de dovenwereld, waar hij of zij zich thuis voelt; dat we ons er totaal niet voor schamen, als er kinderen ons instituut verlaten, die zodanig oraal kunnen communiceren, zonder doventolk, dat ze zelfstandig hun weg zoeken in de maatschappij.
In een recatie op deze brief schreef mevrouw Slot-Baarten moeder van twee dove kinderen. 'Ik vond het allerminst een kletsprogramma. Een aspect, Ik denk get allerbelang-
rijkste, wil ik er uitlichten. Namelijk waar de heer Weseman
zegt; "Mogen de dove mensen nu eindelijk eens zelf uitma
ken, hoe ze hun communicatie willen voeren" Dat heeft me erg getroffen. We dienen, dacht ik, als horenden, iets bescheidener te zijn in welke communicatie wij goed vinden voor doven. Weet u hoe dodelijk vermoeiend liplezen is en daarnaast toch nog vaak misverstanden oplevert! De tv-kijkende leek za, volgens uw woorden, onmiddelijk kiezen voor onderwijs in gebaren. Ik denk, dat de tv-kijkende leek vooral zal konkluderen, in woorden en gebaren en tolken dan geen kommuniakati, want het laatste betekent' geen mens kunnen zijn.'
Gebarentaal en tweetaligheid bleven hete hangijzers. Tweetaligheid betekent dat er in het onderwijs van meet af aan twee talen, naast elkaar worden aangeboden; gespreken Nederlands en Nederlandse Gebarentaal. Maatschappelijke ontwikkelingen, de emancipatie van doven, de verandering van dovenpopulatie en nieuwe wetenschappelijke inzichten, maakten echter steeds duidelijker dat tweetaligheid de toekomst had, Vanaf 1991 groeide bij directie en wetenschappelijke staf het besef dat ook het IVD de weg naar tweetaligheid in moest slaan. In kleine kring werd deze gedachten ter disussie gesteld en aan nader onderzoek onderwerpen.
Doordat de discussie zich in klein kring afspeelde, werden veel mederwerkes en ouders verrast door de plotselinge overgang naar tweetaligheid vanaf 1996. Eerst werd dit in-
gevoerd op afdelingen voor meervoudig beperken, daarna volgden ook onderwijs en zorg aan 'normaal begaafde doven' Medewerkers die jarenlang volgens de orale methode les hadden gegeven en heilig overtuigd waren van de voordelen van dit systeem, moesten nu zelf gebarentaal gaan leren. Ook ouders hadden gemengde gevoelens, Sommingen hadden er bewust voor geozen hun kind orale onderwijs te laten volgen met het oog op maatschappelijke integratie, terwijl anderen opgelucht waren dat het instituut nu eindelijk ook gebarentaal had omarmd.
'Het recht van ouders/clienten om keuzes te maken wordt hiermee onderstreept'. aldus het jaarverslag van 1996. Dat houdt in dat er aprake moet zijn van een kwalitatief hoog en gelijkwaardig aanbod van alternatieven, die elkaar overigens niet hoeven uit te sluiten. Kinderen moeten een goed tweetalig onderwijsaanbod kunnen krijgen. maar ook een goed dooracht aanbod van gesproken en geschreven Nederlands.'Hiermee werd het nieuwe beleid verwoord.
Het had echter heel wat voeten in de aarde voordat het zo
ver was. De invoering van tweetaligheid binnen het IVD was niet minder dan een revolutie, ook gezien de snelheid en het nogal overrompelde karakter waarmee dit was gebeurd. Het duurde echter nog enkele jaren voordat alle medewerkers waren ingespeeld op de nieuwe situatie.
Wordt vervolgd. Rene van der Veen.